
Pagina 60 / 88
N, N4 Rev. 13 - Bedieningsvoorschrift
NL
6.4.4. Uitlijning van de pompmotor unit
De pompmotor units gepositioneerd op een grond-
plaat en met een flexibele koppeling worden uitgelijnd
voordat ze de fabriek verlaten.
Uitlijning van de pomp en motor montage kan verlo-
ren gaan gedurende het transport. Definitieve uitlij-
ning dient ter plekke uitgevoerd te worden.
Nadat installatie is voltooid door het
vastdraaien van de ankerbouten en aansluiting
van de leidingen dient de uitlijning van de
koppeling opnieuw gecontroleerd te worden
voordat de pomp wordt opgestart.
Indien noodzakelijk, dient de unit opnieuw uitgelijnd te
worden.
6.4.5. Pompmotor unit met N-EUPEX koppeling
erwijder de koppelingsbescherming en gebruik een
meetklok of richtlat om ervoor te zorgen dat de afstand
(3-4 mm) tussen de halfkoppelingen hetzelfde is als de
gehele omtrek.
Controleer de uitlijning (coaxialiteit) van het externe deel
van de halfkoppelingen met een meetklok of richtlat.
De controleprocedure dient te worden uitgevoerd op 4
haakse, gelijke afstand punten van de omtrek (afb.
6A).
Om aan te passen, draai de schroeven los of aan waar
nodig om de steunvoeten op de grondplaat te verplaat-
sen en om geijkte platen toe te voegen tussen de voe-
ten en de grondplaat waar nodig.
Zorg ervoor dat de rotor vrij kan draaien wanneer deze
met de hand wordt bediend.
De uitlijning moet opnieuw worden gecontroleerd zodra
de unit haar bedrijfstemperatuur heeft bereikt.
Zolang de basis nog nieuw is en de unit nog niet volle-
dig onder alle arbeidsomstandigheden getest is moet
verificatie van uitlijning regelmatig worden herhaald en
dient, indien nodig, de uitlijningsprocedure opnieuw uit-
gevoerd te worden.
6.4.6. Pompmotorunit met Rex-Viva koppeling
Verwijder de koppelingsbescherming, draai de schroe-
ven los en verwijder de halfkoppelingen.
Controleer de coaxiale uitlijning van de hubs bevestigd
aan de motorschacht en pompschacht met een meetk-
lok of richtlat.
De controleprocedure dient te worden uitgevoerd op 4
haakse, gelijke afstand punten aan de omtrek (afb.
6B).
Om aan te passen, draai de schroeven los of aan waar
nodig om de steunvoeten op de grondplaat te verplaat-
sen en waar nodig geijkte platen toe tussen de voeten
en grondplaat toe te voegen.
Hermonteer de halfkoppelingen aan de hand van
onderstaande volgorde:
- Plaats de twee centrale schroeven van de eerste
halfkoppeling.
- Plaats de twee centrale schroeven van de tweede
halfkoppeling op het vereiste aandraaimoment en
draai ze aan.
- Draai de twee centrale schroeven aan op de eerste
halfkoppeling op het vereiste aandraaimoment.
- Plaats de twee zijdelingse schroeven van de eerste
halfkoppeling.
- Plaats de twee zijdelingse schroeven van de tweede
halfkoppeling op het vereiste aandraaimoment en
draai ze aan.
- Draai de twee zijdelingse schroeven van de eerste
halfkoppeling aan op het vereiste aandraaimoment.
- Herhaal de volgorde voor de laatste schroeven.
Draai de schroeven aan op het aandraaimoment zoals
aanbevolen door de producent in de koppelinstructies.
Zorg ervoor dat de rotor vrij kan draaien wanneer deze
met de hand bediend wordt. De uitlijning moet opnieuw
gecontroleerd worden zodra de unit haar bedrijfstem-
peratuur heeft bereikt.
Zolang de basis nog nieuw is en de unit nog niet volle-
dig onder alle arbeidsomstandigheden getest is moet
verificatie van uitlijning regelmatig herhaald worden en
dient, indien nodig, de uitlijningsprocedure opnieuw uit-
gevoerd te worden.
LET OP: gebrekkige grondplaatinstallatie en foutieve
uitlijning van units of foutieve aansluiting van leidin-
gen veroorzaakt trilling en vroegtijdige slijtage van
elastische koppeling inzetstukken, lagers, de afdich-
ting en andere interne delen (zie ook paragraaf
6.4.1., 6.4.3., 6.4.5.).
6.4.7. Extra ondersteuning voor lagerbehuizing
Om problemen veroorzaakt door uitzetting of externe
restspanning in leidingen te verminderen kunnen N, N4
pompen voorzien worden van steun- en verankering-
svoet welke variatie in uitlijning die schade kan veroor-
zaken zal verhinderen.
De aanbevolen afmetingen zijn aangegeven (in mm) in
afb. 7.
Zorg ervoor dat de steunvoetschroeven losgedraaid zijn
gedurende uitlijningwerkzaamheden, voordat de leidingen
worden aangesloten, ter voorkoming van belasting door
leidingspanning of verschuiving van de hoogte van de as.
De steunvoet moet geplaatst worden op de ondergrond
en mag pas in contact komen met de steun zelf na vol-
tooiing van de uitlijningprocedure welke opnieuw gecon-
richtlat
4.93.036
Sollevamento gruppo
pompa-motore
Lifting the
pump-motor unit
P057/1
riga
straight edge
Afb. 6B Koppeling uitlijning.
richtlat
Fig. 7 Optionele steunvoet.
15
25
s
110
w1
160
h
h1
15
d
PER VITI M12
R=s
4.93.041
15
25
s
110
w1
160
h
h1
15
d
FOR BOLTS M12
R=s
4.93.041
15
25
s
110
w1
160
h
h1
15
d
FÜR SCHRAUBEN M12
R=s
4.93.041
Afmetingen EN 733
h s
d
w1
h1
24
100
112÷180
77
4
32
130
180÷250
97
6
42
160
280÷315
132
6
Afb. 6A Koppeling uitlijning.
ijking
IST N_N4 09_2018_Rev13_MXS 11_03con gall 10/09/18 10:52 Pagina 60