NL 28
Kookstanden
Het onderstaande overzicht is uitsluitend bedoeld als leidraad, omdat
de instelwaarde afhankelijk is van de hoeveelheid en samenstelling van
het gerecht en de pan.
Gebruik ‘boost’ en stand 12 voor:
snel aan de kook brengen;
•
slinken van bladgroenten;
•
verhitten van olie en vet;
•
onder druk brengen van een snelkookpan.
•
Gebruik stand 11 voor:
aanbraden van vlees;
•
bakken van vis;
•
bakken van omeletten;
•
bakken van gekookte aardappelen;
•
frituren.
•
Gebruik stand 10 voor:
bakken van dikke pannenkoeken;
•
bakken van dik, gepaneerd vlees;
•
uitbakken van spek of bacon;
•
bakken van rauwe aardappelen;
•
bakken van wentelteefj es;
•
bakken van gepaneerde vis.
•
Gebruik stand 8 en 9 voor:
doorkoken;
•
ontdooien van harde groenten;
•
bakken en garen van dun vlees.
•
Gebruik stand 1 t/m 7 voor:
trekken van bouillon;
•
bereiden van stoofvlees;
•
smoren van groenten;
•
smelten van chocolade;
•
smelten van kaas.
•
Koken
BEDIENING