32
Nederlands
AANWIJZING:
Bij toepassing in putten zonder vaste bodem,
moet de pomp op een voldoende grote plaat
worden opgesteld of in een geschikte positie aan
een kabel of een ketting worden opgehangen.
7.2 Elektrische aansluiting
WAARSCHUWING! Elektrocutiegevaar!
De elektrische aansluiting moet door een elek-
trotechnicus worden uitgevoerd die is geau-
toriseerd door de lokale energiebedrijven en
conform de geldende plaatselijke voorschriften
(bijv. VDE-voorschriften).
• Soort stroom en spanning van de netaansluiting
moeten overeenkomen met de specificaties op de
typeplaat,
• Zekering netzijde: 16 A, met vertraagde werking,
• Installatie conform de voorschriften aarden,
• Gebruik van een aardlekschakelaar ≤ 30 mA,
• Gebruik van een scheidingsinrichting voor net-
scheiding met min. 3 mm contactopening,
• De pomp is gereed voor aansluiting.
Pomp met draaistroommotor (3~400V):
• Voor de draaistroomaansluiting (DM) moeten de
aders van het vrije kabeluiteinde als volgt worden
aangesloten.
4-aderige aansluitkabel: 4 x 1,0
2
.
Bruin:
U
Zwart:
V
Blauw:
W
Groen/geel: PE
Het vrije kabeluiteinde moet in de schakelkast
worden bedraad (zie inbouw- en bedieningsvoor-
schriften van de schakelkast).
8. Inbedrijfname
GEVAAR! Elektrocutiegevaar!
De pomp mag niet worden gebruikt voor het
leegmaken van zwembaden, tuinvijvers en der-
gelijke wanneer personen zich in het water
bevinden.
VOORZICHTIG! Gevaar voor beschadiging van
de pomp!
Voor de inbedrijfname moeten de put en de
toeloopleidingen vooral van vaste stoffen zoals
bouwpuin worden gereinigd.
8.1 Draairichtingscontrole
(alleen voor draaistroommotoren)
De juiste draairichting van de pomp moet voor het
dompelen in het medium worden gecontroleerd.
De juiste draairichting wordt door een draai-
richtingspijl op de bovenzijde van het motorhuis
aangegeven.
• Daarvoor de pomp in de hand houden,
• en de pomp kort inschakelen. Daarbij geeft de
pomp een in de tegengestelde richting (linksom)
van de motordraairichting.
• Bij een verkeerde draairichting moeten 2 fasen
van de aansluiting op het net worden omgewis-
seld.
8.2 Instelling van de niveauregeling
VOORZICHTIG! Gevaar voor beschadiging van
de pomp!
De mechanische asafdichting mag niet droog
lopen!
• Het drooglopen vermindert de levensduur van
de motor en de mechanische asafdichting.
• Als droogloopbeveiliging voor de mechanische
asafdichting is de motor voorzien van een met
olie gevulde scheidingskamer.
• De waterspiegel mag niet onder de minimale dom-
peldiepte van de pomp komen. De niveauregeling
moet op het volgende minimum niveau worden
ingesteld: Fig. 2
Fig. 2a:
Bedrijfsmodus S3: Zie aansluiting en capaciteits-
gegevens.
Fig. 2b:
Bedrijfsmodus S1: Zie aansluiting en capaciteits-
gegevens.
• Bij het vullen van de schacht resp. het neerlaten
van de pomp in de put moet erop worden gelet,
dat de vlotterschakelaar vrij kan bewegen.
• Pomp inschakelen.
9. Onderhoud
Onderhouds- en reparatiewerkzaamheden
mogen alleen door gekwalificeerd vakpersoneel
worden uitgevoerd!
WAARSCHUWING! Infectiegevaar!
Bij onderhoudswerkzaamheden moet met
goede beschermende kleding (veiligheids-
handschoenen) worden gewerkt, om eventueel
infectiegevaar te voorkomen.
AWAARSCHUWING! Elektrocutiegevaar!
Gevaren door elektrische energie moeten wor-
den uitgesloten.
• Bij alle onderhouds- en reparatiewerkzaam-
heden moet de pomp spanningsloos worden
geschakeld en worden beveiligd tegen onbe-
voegd herinschakelen.
• Schade aan de aansluitkabel mag in principe
alleen door een gekwalificeerde elektrotechni-
cus worden gerepareerd.
• Olie in de kamer van de mechanische asafdichting
eenmaal per jaar verversen.
• Olieaftapschroef met dichtingsring (fig. 1, Pos.
21) uitdraaien.
• Pomp op de zijkant leggen, tot de olie uitloopt
(in geschikte container opvangen en volgens de
voorschriften afvoeren).
• Nieuwe olie vullen (zie par. 5.2).
• Olieaftapschroef met dichtingsring indraaien.
WILO SE 03/2017