
NL
16
3. Buitenste rooster: Markeer de bevestigingsgaten op de wand met behulp van de achterplaat van het rooster.
Boor de gaten in de wand en plaats de pluggen erin, bevestig daarna de achterplaat.
4. Bevestig het buitenste rooster op de achterplaat (schroeven meegeleverd). Zorg dat de lamellen naar
beneden wijzen.
5. Het rooster verwijderen: verwijder eerst de afdekking aan de voorkant door de hoeken voorzichtig los te
trekken tot de afdekking los is van het binnenste rooster (fig.1). Maak de twee schroeven aan de onderkant
van het binnenste rooster los. De schroeven blijven in het binnenste rooster zitten, maar zitten los wanneer
het rooster moet worden verwijderd (fig. 1). Til het binnenste rooster aan de onderste rand op.
6. Haal de flens van het insteekeinde uit de doos en plaats deze over de insteekeinde adapter. Zorg ervoor dat
het lipje van de flens goed vastzit in de gleuf op de adapter (fig. 2). Zorg dat de insteek adapter goed vast zit
op de basisbehuizing en dat de klep nog steeds goed vast zit en correct functioneert.
7. Stel de benodigde snelheid en andere functies in zoals beschreven in
sectie B INSTELLING.
8. Gebruik de basisbehuizing als sjabloon, markeer de bevestigingsgaten op de wand, en schuif het
insteekeinde voorzichtig in de muurdoorvoer. Zorg dat de basisbehuizing goed in positie zit met behulp van
de meegeleverde schroeven en bevestigingen, zorg dat de ommanteling correct in de basisbehuizing past
(fig. 3)
9. Controleer dat de waaier vrij draait.
10. Kies het juiste aansluitschema in
sectie C BEDRADING
en volg dit op.
12. Plaats het binnenste rooster terug. Plaats het voorste paneel terug.
13. Schakel de netvoeding in en controleer of de ventilator correct draait.
B.
INSTELLING
WAARSCHUWING: DE VENTILATOR EN ONDERSTEUNENDE CONTROLEAPPARATUUR
MOET GEÏSOLEERD WORDEN VAN DE STROOMVOORZIENING TIJDENS DE INSTALLATIE
OF HET ONDERHOUD.
1.
SELECTEER DE OPTIE CONTINUSNELHEID
- Zet de dip switch 2 in de AAN-positie om continubedrijf te
activeren. Om de optie continusnelheid te deactiveren zet u de dip switch 2 in de UIT-positie (fig. 6).
2. SELECTEER CONTINUSNELHEID (indien geactiveerd)
Dit bepaalt de snelheid waarin de ventilator continu draait wanneer continusnelheid is geactiveerd (1 boven).
•
Lage continusnelheid - zet dip switch 1 in de UIT-positie (fig. 6).
•
Hoge continusnelheid - zet dip switch 1 in de AAN-positie (fig. 6).
3. SELECTEER DE BEDRIJFSSTAND VAN DE INSTALLATIE
Dit bepaalt de snelheid waarin de ventilator draait als deze door het trekkoord/de LS-lijn/de luchtvochtigheid/de
PIR wordt geactiveerd.
•
Wandmodus- zet dip switch 3 in de UIT-positie (fig. 6)
•
Luchtkanaalmodus - zet dip switch 3 in de UIT-positie (fig. 6)
4. SELECTEER VERTRAGING-AAN-OPTIE (HT-model)
– schakel de dip switch 4 in de AAN-positie om de
vertraging-aan te activeren. Hierdoor kan de ventilator ongeveer 2 minuten niet versnellen. Wanneer de
schakelaar Live wordt onderbroken (uitgeschakeld) in deze periode, versnelt de ventilator niet. Wanneer de
schakelaar Live daarna nog actief is, versnelt de ventilator. (fig 6).
5. TIMER AANPASSING (HT-model)
De uitlooptijd is af fabriek ingesteld op 15 minuten. Deze uitlooptijdperiode kan tussen 5 - 30 minuten worden
aangepast via de verstelinrichting op de bedienings-PCB (fig. 6).
i.
Om de bedrijfstijd te VERKORTEN draait u de regelaar [T] LINKSOM (fig. 6).
ii.
Om de bedrijfstijd te VERLENGEN draait u de regelaar [T] RECHTSOM (fig. 6).
BELANGRIJK
Wanneer de ventilator voor de eerste keer wordt opgestart, initialiseert hij.
Bij
HT
modellen schakelt de ventilator in en uit tijdens dit proces (inclusief de led)
Dit proces duurt ongeveer 2 minuten, daarna draait de ventilator normaal.