23
NEDERLANDS
bracht. De drukleiding moet met een lus boven het plaatselijke
terugstuwingsniveau worden geleid.
Voor de afwatering van de opstelruimte moet een pompput
worden aangelegd.
De compli 1500- en compli 2500-fecaliënopvoerinstallaties
worden in modules aangeleverd en ter plaatse door een instal-
latiebedrijf gemonteerd.
LET OP!
Alle schroeven die worden gebruikt om afzonderlijke
onderdelen aan het reservoir te bevestigen, mogen slechts
met een max. aandraaimoment van 6 Nm worden aangedraaid.
Montage reservoir
De schuif in de toevoer (accessoire) sluiten om het binnendrin-
gen van water tijdens de montage te voorkomen.
De vier montagebeugels aan de zijkant van het reservoir
schroeven.
LET OP!
De schroeven slechtst zover vast aan-
draaien dat het reservoir niet vervormd raakt, omdat er anders
kans op lekkage bestaat.
Opvoerinstallatie met de klemflens tot de aanslag op de toe
-
voerbuis schuiven en uitlijnen.
Als een zijdelingse DN 150-toevoer wordt gebruikt, moet deze
eerst met een gatenzaag Ø 152 op de markering worden open-
gezaagd en ontbraamd. De standaardtoevoer moet worden af-
gedicht met de meegeleverde plug.
De zeskantschroeven van de klemflens stevig aandraaien.
Bij de compli 2500 nu de twee reservoirs met een DN 150-buis
en klemflenzen verbinden.
Gaten voor het de vloermontage van het reservoir aftekenen
en uitboren, pluggen plaatsen en het reservoir met hout-
schroeven en ringen vastschroeven.
Montage pompen
Onder de bochten worden drie voeten vastgeschroefd.
De bochten worden dan via een elastische verbinding en slang-
klemmen met het reservoir verbonden.
Vervolgens worden de bochten met centreerpennen in de vloer
vastgezet.
Dan worden de afdichtingen op de bochten gezet, de pompen
geplaatst en van onderen met inbusbouten bevestigd.
Montage ontluchting
De DN 70-ontluchtingsleiding wordt met de elastische verbin-
ding bovenop het reservoir vastgezet en over het dak geleid.
Bij de compli 2500 moeten beide reservoirs worden voorzien
van ontluchtingsleidingen, die echter met een T-stuk bij elkaar
kunnen worden gevoerd.
Montage drukleiding
De flensaansluitingen (accessoire) van de steunen voorzien en
aan de pomp schroeven. Nu wordt de rest van de drukleiding
opgebouwd:
1. Terugslagkleppen (accessoire),
2. Afsluiters (accessoire),
3. Verdeelstuk (accessoire).
4.
Met de elastische aansluiting en een flensstuk (accessoire) de
drukleiding aansluiten en met een lus boven het lokale terug-
stuwniveau leiden.
Aansluiting noodafvoer (DN 50 voorzijde)
Deze aansluiting wordt gebruikt voor de handmatige
HMP-membraanpomp (accessoire).
Naar keuze de rechter- of linkeraansluiting met een gatenzaag
(Ø 38) openzagen en ontbramen.
De handmembraanpomp goed toegankelijk op de muur beves
-
tigen en met PVC-buis en flexibele verbinding (optioneel) op de
aansluiting van het reservoir aansluiten. De drukleiding moet
met een lus boven het plaatselijke terugstuwingsniveau wor
-
den geleid.
ELEKTRISCHE AANSLUITING
LET OP!
Alleen een gekwalificeerde elektromonteur mag elek
-
trotechnische werkzaamheden aan pomp, stekkers of bestu-
ring uitvoeren.
WAARSCHUWING!
Voorafgaande aan alle werkzaamheden de stekker van de instal-
latie lostrekken en ervoor zorgen dat de installatie door anderen
niet meer onder spanning kan worden gezet.
LET OP!
Stekker en blootliggende kabeluiteinden nooit in het
water leggen! Eventueel binnendringend water kan storingen of
schade veroorzaken.
De relevante normen (bijv. EN), specifieke nationale regelge
-
ving (bijv. VDE) en de voorschriften van de plaatselijke elektri
-
citeitsleverancier moeten worden nageleefd.
Bedrijfsspanning in acht nemen (zie typeplaatje)!
De installaties hebben een niveauschakelaar die de pomp af-
hankelijk van het waterpeil in- of uitschakelt. De pieptoon van
de ingebouwde alarminstallatie geeft aan dat er een storing is,
ook al is deze maar tijdelijk.
Zijn de pompen te warm geworden, dan worden ze uitgescha
-
keld door wikkelthermostaten. Voorafgaande aan het opheffen
van de storing moet de installatie spanningsloos worden ge-
maakt. Daartoe de netstekker uit het stopcontact trekken of
de hoofdschakelaar uitschakelen, omdat de pomp zich anders
na afkoeling automatisch weer inschakelt. Er vindt geen direc-
te storingsmelding plaats.
Bij de types compli 1525, 1535, 2525 en 2535 vindt de netaan
-
sluiting van de installatie (3/N/PEx400 V, 50 Hz) plaats op een
volgens voorschrift geïnstalleerd 5-polig CEE-stopcontact,
dat zich in een droge ruimte boven het terugstuwniveau be-
vindt.
Bij de types compli 1555, 1575, 15100, 2555 en 2575 vindt de
netaansluiting (3/N/PEx400 V, 50 Hz) rechtstreeks op de klem-
men van de hoofdschakelaar van de besturing plaats. De ka-
beldoorsnede moet aan de hand van het stroomverbruik van de
pomp en de kabellengte worden bepaald.
LET OP!
Als zekeringen (voor sterkte zie bedradingsschema)
voor de installatie mogen alleen trage zekeringen of zekerings-
automaten met C-karakteristiek worden gebruikt. Als de zeke-
ringen hebben gereageerd, moet voorafgaande aan het weer
inschakelen de storing worden verholpen.
Montage van de besturing
De besturing alleen in droge ruimten en boven het terugstuw-
niveau gebruiken en de behuizing altijd gesloten houden. De
besturing moet goed toegankelijk zijn, zodat een controle op
elk moment mogelijk is. Hoge luchtvochtigheid en condensatie
kunnen de besturing beschadigen.
Summary of Contents for COMPLI 15100/2 B5
Page 2: ...2 ...
Page 43: ...43 compli 1500 ...
Page 44: ...44 compli 2500 ...
Page 45: ...45 ...
Page 46: ...46 ...
Page 50: ...50 BS 1016 PD BS 1620 PD ...
Page 51: ...51 BS 1016 PD BS 1620 PD ...
Page 52: ...52 Main switch BS 2532 PD ...
Page 53: ...53 pot free contact optional YE YE GN YE GN GN RD RD BS 2532 PD ...