Wanneer een draaicilinder van het type met schroefdraadlichaam in een appendage wordt geïnstalleerd, mag
het ingrijpen van de schroefdraad niet minder zijn dan het ingrijpen van de schroefdraad bij de standaard
montageflens van Enerpac. Als een cilinder wordt gemonteerd met behulp van alleen het onderste gedeelte
van de schroefdraad, moet het ingrijpen voor extra steun worden vergroot. Zie onderstaande tabel voor
minimaal ingrijpen van schroefdraad.
5.2 Monteren van onder- en bovenflens van cilinders (Zie pagina 11.)
WAARSCHUWING: Het appendage moet 350 bar hydraulische werkdruk kunnen weerstaan
wanneer de cilinders op het verdeelstuk zijn
gemonteerd.
FVoordat een draaicilinder op een verdeelstuk gemonteerd kan worden,
moeten de poortschroefstoppen (A) en de koperen pakkingen worden
verwijderd.
De bijgeleverde O-ringen (B) moeten worden gesmeerd en
voorafgaand aan het monteren en vastbouten van de draaicilinder
in de verzonken boring rond de poort worden geïnstalleerd.
Zorg ervoor dat de O-ring tijdens het monteren niet bekneld of
beschadigd raakt, aangezien dit lekkage tot gevolg kan hebben.
Om lekkage van de montage op het verdeelstuk te voorkomen,
moet het montageoppervlak van het appendage een vlakheid
binnen 0,08 mm en een ruwheid van niet meer dan Ra 1,6 hebben.
6.0 INSTALLATIE
Deze draaicilinders zijn zodanig ontworpen dat u de stand van de
klemarm kunt instellen nadat u de cilinder heeft gemonteerd.
Indien u de draairichting moet veranderen, moet dit
voorafgaand
aan de montage van de cilinder gebeuren.
6.1 Veranderen van draairichting van plunjer (indien nodig)
S L
R
Recht Linksdraaiend
Rechtsdraaiend
A B C D
E
Klempoort Afspanpoort Klem-
en
Afspanstand
Klemstand
afspanstand
45
Cilindercapaciteit
Minimaal ingrijpen van schroefdraad
2,2 kN
13 mm
5,6 kN
13 mm
A
A
B
B
Bovenflens
Onderflens
A
B
S
L
R
A
B
R
S
L
A
B
L
R
S
A
C
E
E
A
A
B
B
B
D
D
S
L
R
.25 "
(6,4mm)
6,4 mm
(0.25")
I
G
H
F
J