10/2016 - Art. Nr. 4200 1016 3901A
12
Inwerkingstelling
Testen voor de inwerkingstelling
Ionisatiestroommeting
Testen voor de inwerkingstelling
Voor de inwerkingstelling van de
brander moeten volgende testen en
controles worden uitgevoerd.
- Werkingsvoorschriften van de
fabrikant van de warmteproducerende
uitrusting
- Instelling van
- Temperatuurregelaar
- Drukregelaar
- Begrenzer
- Veiligheidsschakelaar
- Gasaansluitingsdruk min. 20mbar
stroomdruk.
- Dichtheid van de
gasleidingselementen
- Ontluchting van brandstofleidingen
- Open rookgasleidingen, voldoende
toevoer van verse lucht.
Controle programmaverloop van de
brander zonder vlamvorming
De branderautomaat activeert bij het
eerste inschakelen de
dichtheidscontrole. Daartoe moet
gasdruk voorhanden zijn. Om eerst het
volledige programmaverloop zonder
vlamvorming te controleren, na
voltooiing van de dichtheidscontrole het
manuele gasventiel weer sluiten.
Als volgt te werk gaan:
• Manuele afsluiter openen
• De brander starten door de
warmteproducerende uitrusting te
starten
• De uitvoering van de
dichtheidscontrole vervolgens via de
display voortzetten
• Na het openen van het tweede ventiel,
de manuele afsluiter weer sluiten.
• Het programma doorloopt het
uitschakelen in storingstoestand (de
storingslamp brandt) na het einde van
de veiligheidstijd of gasgebrek treedt
op
• Brander spanningsloos schakelen
• De manuele afsluiter weer openen, de
brander weer met spanning voeden,
eventueel ontgrendelen en opnieuw
starten.
Ionisatiestroommeting
De ionisatiestroom kan op de hiertoe
voorziene meetpunten worden
gemeten. Hiertoe de meetbrug
B10
verwijderen en een multimeter met een
meetbereik van 0-100µA aansluiten.
De bewakingsstroom moet ten minste
8 µA bedragen.