10/2016 - Art. Nr. 4200 1016 3901A
8
Werking
Werkingsfunctie
Veiligheidsfunctie
Compacte blok
Aanwijzing CH
In de gastoevoerleiding moet volgens de
SVGW-gasrichtlijnen een
veiligheidshoofdgasventiel worden
geplaatst (nummer
1
).
Aanwijzing DE
Gasverbrandingsruimten moeten
volgens monster-
verbrandingsverordening met een
thermisch gestuurd afsluitventiel
(nummer
1
) uitgerust zijn.
Werkingsfunctie
(Branders met functie TC)
Bij het voor de eerste maal inschakelen,
na een stroomonderbreking of een
uitschakelen in storingstoestand, na
gasgebrek of na 24 uur stilstand wordt
vóór de start van de brander een lektest
van de gasventielen doorgevoerd terwijl
de ventilatormotor draait. Na de
afdichtingscontrole begint de
voorventilatietijd van 24 sec.
Werkingsfunctie
(Branders zonder functie TC)
Bij de eerste in bedrijfstelling, na
stroomuitval of het in werking komen
van de beveiliging, na een onderbreking
van de gastoevoer of na stilstand van 24
uur begint een voorventilatietijd van
24 sec.
Tijdens het voorspoelen wordt
- de ventilatordruk bewaakt
- de verbrandingskamer bewaakt op
vlamsignalen.
Na afloop van de voorspoeltijd
- wordt de ontsteking aangekoppeld
- wordt het hoofd- en
veiligheidsmagneetventiel geopend.
- Brander start
Bewaking
De vlam wordt bewaakt door een
ionisatiesonde. De sonde is geïsoleerd
op de gaskop gemonteerd en voert door
de stuwschijf naar de vlamzone. De
sensor mag niet in elektrisch contact
komen met geaarde onderdelen. Als er
tussen sonde en brandermassa
kortsluiting optreedt, schakelt de
brander op storing.
Bij branderwerking ontstaat in de
gasvlam een geïoniseerde zone,
waardoor een gelijkgerichte stroom van
de sonde naar de brandermond stroomt.
De ionisatiestroom moet ten minste 8 µA
bedragen.
Veiligheidsfuncties
- Als zich bij de start van de brander
(toelating gastoevoer) geen vlam
vormt, dan wordt na afloop van de
veiligheidstijd van max. 3 seconden
de brander uitgeschakeld en het
gasventiel wordt gesloten.
- Bij een verdwijning van de vlam
gedurende de werking wordt de
gastoevoer binnen een seconde
onderbroken. Er wordt dan een
nieuwe start uitgevoerd. Als de
brander start, wordt de werking
voortgezet. In tegengesteld geval
volgt een uitschakelen in
storingstoestand.
- Bij gebrek aan lucht gedurende de
voorventilatie of de werking volgt
uitschakelen in storingstoestand.
- Bij gasgebrek gaat de brander niet in
werking of wordt uitgeschakeld. Er
volgt een wachttijd van 2 minuten.
Daarna wordt nog een startpoging
uitgevoerd. Als daarna geen gasdruk
voorhanden is, volgt nog een wachttijd
van 2 minuten. De wachttijd kan alleen
door een spanningsonderbreking van
de brander worden gereset.
Wachttijden: 3 x 2 min, daarna 1 uur
Bij uitschakelen van de regeling
- De regelthermostaat onderbreekt het
warmteverzoek
- De gasmagneetventielen gaan dicht
- De vlam dooft
- Ventilatormotor blijft in werking
gedurende beperkte tijd (14 sec)
- De lekkagetest van de ventielen wordt
uitgevoerd
- De brandermotor wordt uitgeschakeld
- De brander is klaar voor werking
F4
Gasgebrekbeveiliging
F6
Luchtgebrekbeveiliging
Y13
Hoofdmagneetventiel
Y12
Veiligheidsmagneetventiel
1
Thermisch gestuurde
veiligheidsafsluiter
(ter plekke aan te brengen)
104
Gasdrukregelaar
106
Zeef
108
Gaskogelkraan (ter plekke aan
te brengen)
119pBr Meetpunt gasuitlaatdruk
119.1
Meetpunt gasdruk in
tussenruimte ventielen
119.2
Meetpunt luchtdruk
(Branders met functie TC)