SPECIFICATIES:
FUNCTIE
Automatische scan
Om de 6 seconden
Looptijd
00:00-99:99 min.
Huidige snelheid
0,0~999,9 KM/ML
Trainingsafstand
0,0~999,9 KM/ML
Totale afstand (ODO)
0,0~999,9 KM/ML
Calorieën
0,0~999,9 kcal
Polsslag
40~240 BPM
Batterijtype
2x AA
Gebruikstemperatuur
10 °C ~ 35 °C
Opslagtemperatuur
5 °C ~ 45 °C
OPWARMEN EN AFKOELEN
De tenen aanraken
Kuiten en achillespees
strekken
Zijwaarste
strekbeweging
Binnenkant van de dij strekken
Hamstring strekken
Een succesvol trainingsprogramma bestaat uit een opwarmfase (warming-
up), cardio-oefening en een afkoelfase (cooling-down). Doe het hele
programma minstens twee, of bij voorkeur, drie keer per week; tussen
workouts is het verstandig een dag te rusten. Na enkele maanden kunt u het
aantal workouts verhogen naar vier of vijf keer per week.
OPWARMFASE (WARMING-UP)
Het doel van opwarmen is om het lichaam voor te bereiden op de workout
en om blessures tot een minimum te beperken. Warm twee tot vijf
minuten op voordat u begint met krachttraining of cardio-oefeningen. Doe
oefeningen die uw hartslag verhogen en de actieve spieren opwarmen.
Opties zijn onder andere een stevige wandeling, joggen, jumping jacks,
touwtjespringen en hardlopen op de plaats.
REKKEN EN STREKKEN
Het is belangrijk om te rekken en strekken wanneer uw spieren warm zijn.
Dus: na een goede warming-up en opnieuw na uw kracht- of cardiotraining.
Dit verhoogt de temperatuur van de spieren en zorgt ervoor dat u ze
makkelijker kunt rekken en strekken. Hierdoor wordt de kans op blessures
aanzienlijk verminderd. Rek en strek uw spieren telkens 15 tot 30 seconden.
OVERDRIJF NIET, BOUW HET PROGRAMMA RUSTIG OP.
Raadpleeg altijd eerst uw huisarts voordat u aan een
trainingsprogramma begint.
AFKOELFASE (COOLING-DOWN)
Het doel van een cooling-down is om het lichaam aan het einde van
een trainingssessie terug te brengen naar de normale of bijna normale
rusttoestand. Een goede cooling-down zorgt ervoor dat uw hartslag
langzaam omlaag gaat en bloed terugkeert naar het hart.
TRAINEN EN HET APPARAAT VERPLAATSEN
START
a. Ga naast het apparaat staan, plaats het dichtstbijzijnde pedaal in de
laagste stand en houd het vaste handvat stevig vast.
b. Probeer uw volledige gewicht op één voet te laten rusten en plaats
tegelijkertijd uw andere voet op het pedaal aan de andere kant van
het apparaat.
c. U bent nu klaar om met uw training te beginnen.
TRAINING:
a. Houd uw handen in de gewenste positie op het vaste handvat.
b. Oefen door met uw voeten te trappen en uw lichaamsgewicht te
balanceren tussen het linker en rechter pedaal.
c. Als u ook uw bovenlichaam wilt inspannen, verplaats uw handen dan
van het vaste handvat naar de handrails.
d. Vervolgens kunt u geleidelijk de trapsnelheid verhogen en het
weerstandsniveau aanpassen om de intensiteit van de oefening
te verhogen.
e. Houd uw handen altijd aan het vaste handvat of aan de handrails links
en rechts.
f. Weerstandsregelaar:
Om de weerstand te verhogen, draait u de knop voor het regelen
van de weerstand rechtsom.
Om de weerstand te verlagen, draait u de knop voor het regelen
van de weerstand linksom.
AFSTAPPEN
a. Verlaag de trapsnelheid tot u tot stilstand komt.
b. Houd uw handen stevig op het vaste handvat, verplaats één voet naar de
andere kant van het apparaat en stap op de grond. Stap daarna ook met
de andere voet op de grond.