NL
E-MXAM E-MXPM E-NGXM Rev6 - Bedieningsvoorschrift
Pagina 53 / 96
pomp (positieve voordruk, par. 14 fig. 1) dan dient een
terugslagklep gemonteerd te worden.
LET OP: de pomp is voorzien van een in de pompaan-
zuiging geïntegreerde terugslagklep, om de aanzuig-
leiding te vullen is het nodig om een vulsysteem op te
stellen op de aanzuigleiding (hfd. 14 afb. 4).
Volg de lokale verordeningen als de pomp als
drukverhogingspomp in het (drink) waterleidingnet
wordt toegepast.
Installeer een zuigfilter aan de zuigzijde van de pomp.
Hiermede voorkomt u dat er vaste delen in de pomp
terecht komen.
6.4.3. Persleiding
Monteer een schuifafsluiter in de pers om opbrengst,
druk en opgenomen vermogen te regelen. Monteer een
manometer.
Bij een opvoerhoogte van meer dan 15 meter dient er ter
voorkoming van waterslag een terugslagklep ingebouwd te
worden.
LET OP: Er moet gecontroleerd worden dat de herstart-
druk (parameter UP02) compatibel is met de werkelijke
druk van de pomp en van de waterkolom die op het ap-
paraat drukt.
6.5. Elektrische aansluiting
OFF
De elektrische aansluiting moet uitgevoerd
worden door een gekwalificeerd elektriciën
overeenkomstig de plaatselijke verordeningen.
Volg alle veiligheidsinstructies.
Zorg ervoor dat de frequentie en hoofdspanning
geschikt zijn voor de pomp: zie het typeplaatje voor
gegevens.
Bij gebruik in zwembaden, vijvers en soortgelijke
situaties, is het noodzakelijk dat een aardlekschakelaar
van maximaal 30 mA in de voeding wordt opgenomen.
Installeer een schakelaar waarbij elke fase van de
toevoer uitgeschakeld kan worden. De opening tussen
de contacten dient minimaal 3 mm te zijn.
Deze pompen zijn voorzien van een ingebouwde
condensator en een thermische beveiliging, met
stekker.
Kabel met stekker: plaatst de stekker in een
stopcontact met aarde.
De motor stopt in geval van oververhitting.
Als de wikkelingen afgekoeld zijn (na 2 tot 4 minuten)
geeft de thermische beveiliging aan dat de pomp weer
gestart kan worden.
De pompen zijn voorzien van kabeltype H07RN-F met
artikel over de kabel niet minder dan (par. 14.1 TAB 1).
Wanneer de kabel verlengd dient te worden, zorg er
dan voor dat de juiste maatvoering wordt toegepast
om spanningsval te voorkomen.
7. GIDS VOOR DE PROGRAMMERING
7.1. Parameters
Op het display is het volgende te zien:
- Parameters betreffende de staat van de pompen
- Programmeringsparameters
- Alarmmeldingen
7.2. Parameters betreffende de staat van de pompen
Hiermee kan het volgende getoond worden:
- basisscherm (rUn, OFF, StB)
- de druk gelezen door de omzetter
- het vermogen geabsorbeerd door de lijn
- de voedingsspanning
- de bedrijfstemperatuur van de elektronische kaart
- de stroom opgenomen door de lijn
Druk op het basisscherm, om de andere parameters
weer te geven, op de pijltjestoetsen (plus) of (min).
7.3. Programmeringsparameters
Druk, voor weergave van de programmeringsparame-
ters op de knop
(menu).
Er verschijnen achtereenvolgens:
UP - Gebruikersinstellingen: dit zijn de basisinstellin-
gen toegankelijk voor de gebruiker.
AP - Geavanceerde instellingen: dit zijn de geavan-
ceerde instellingen toegankelijk voor bevoegden. Om
toegang te krijgen tot dit menu moet een wachtwoord
worden ingevoerd (zie paragraaf 7.6).
GP - Instellingen van de drukverhogingsgroep: uitslui-
tend in te stellen indien een drukverhogingsgroep aan-
wezig is Om toegang te krijgen tot dit menu moet een
wachtwoord worden ingevoerd (zie paragraaf 7.6).
Err – Laatste 5 alarmmeldingen. In afwezigheid van
fouten verschijnt nOnE.
AE - Via het menu AE wordt de geïnstalleerde firmware
geïdentificeerd. Firmware=AE01+AE02+AE03
7.4. Parameters
De volgende parameters zijn beschikbaar en program-
meerbaar:
7.4.1. UP – Gebruikersinstellingen
Par.
Beschrijving
In te voeren
waarde
Standaard
UP01 Uitschakeldruk pomp (bar).
UP02 Herstartdruk pomp (bar).
UP03 Keuze bedrijfsmodus
0 = Comfort
1 = Eco
Comfort
UP04 Selectie van één van de twee
beheermogelijkheden van
drooglopen
0,1
0
7.4.2. AP – geavanceerde instellingen
Par.
Beschrijving
In te voeren
waarde
Standaard
AP01 Zuigdruk (bar)
0
AP02 Reset naar fabrieksinstellingen nO, yES
nO
AP03 Minimale werktijd van de pomp 1 ÷ 15 s ECO
15 ÷ 30 s
COMFORT
30
AP04 Vertraging bij uitschakeling
0 ÷ 30 s
0
AP05 Geodetische hoogte
FFFF
Niet bruik-
baar
7.4.3. GP – instellingen van de drukverhogingsgroep
Par. Beschrijving
In te voeren waarde
Standaard
GP01 Modus
0
= enkele pomp
1
= drukverhogingsgroep
rand
= drukverhogings-
groep met willekeurige
start pompen
0
GP02 Aantal pompen
2 ÷ 3
GP03 Uitschakeldruk groep
(bar)
GP04 Herstartdruk groep
(bar)
GP05 ID pomp
1 ÷ N
GP06 Omschakeltijd
drempels
1 ÷ 24 h (+2min)
7.4.4. Drukverhogingsgroep
GP02, GP03, GP04, GP05 en GP06 alleen zichtbaar
als GP01=1. Voor een juiste werking GP02, GP03,
GP04 en GP06 moeten alle pompen van de groep op
dezelfde manier zijn ingesteld.
E-MXAM E-MXPM E-NGXM Rev6.indd 53
E-MXAM E-MXPM E-NGXM Rev6.indd 53
02/02/22 14:35
02/02/22 14:35