15
OLIE VERVERSEN (fig. F)
U dient de olie in de pomp na iedere 100 uur
of 3 maanden te verversen.
_
Plaats een opvangbak onder het aftappunt.
_
Verwijder de peilstok (9) van het vulpunt.
_
Verwijder de schroef (13) van het aftappunt.
_
Kantel de machine enigszins achterover
om alle olie te verwijderen.
_
Breng de schroef weer aan en draai hem
stevig vast.
_
Vul het pomphuis met standaard compressorolie tot
het niveau gelijk is aan
de stip op het peilglas (14).
_
Breng de peilstok weer aan.
CONTROLEREN VAN HET OLIEPEIL (fig. F)
U dient het oliepeil voor ieder gebruik te
controleren.
_
Het niveau dient gelijk te zijn aan de stip
op het peilglas (14).
_
Indien het niveau onder het peil is, vult u
olie bij.
STORINGEN
Als de machine niet naar behoren werkt,
volg dan de instructies in de onderstaande
tabel om het probleem te verhelpen. Kunt u
de storing niet zelf verhelpen, neem dan
contact op met uw dealer.
MOTOR START NIET
_
Controleer of de aan/uit-schakelaar in de stand
“ON” staat.
_
Controleer of de netspanning overeen komt met de
op het typeplaatje van de machine vermelde
spanning.
_
Controleer of de zekeringen in de meterkast intact
zijn.
_
Controleer of er geen verlengsnoeren gebruikt
worden die niet voldoen aan de geldende
voorschriften.
_
Controleer of de werkomgeving niet te koud is.
COMPRESSOR GEEFT GEEN LUCHT
_
Controleer of de druk correct is ingesteld.
_
Controleer of de machine is ingeschakeld.
LUCHT ONTSNAPT UIT DE TANK
_ _
Controleer of de aftapschroef van de tank is
vastgedraaid.
DRUK IS TE HOOG
_
Controleer of de slang op het juiste ventiel is
aangesloten.
_
Stel de druk opnieuw in.
DRUK KAN NIET WORDEN INGESTELD
_
Stel de druk in op het laagste niveau.
_
Laat lucht via het ventiel uit de tank ontsnappen.
_
Stel de druk in op het gewenste niveau.
SNELKOPPELING LEKT
_
Sluit de luchtslang aan met Teflon-tape om het
uiteinde gewikkeld.
_
Breng een beetje vet op de koppeling aan en
beweeg de luchtslang enkele malen in en uit de
koppeling.
ONDERHOUD
_ Haal altijd de stekker uit het stopcontact en laat het
drukvat volledig leeglopen vóór u aan de compressor
werkt.
_ Controleer of alle schroeven (in het bijzonder die
van de kop van het toestel) stevig aangedraaid zitten.
Deze controle moet uitgevoerd worden vóór u de
compressor voor de eerste maal start.
_ Maak alle veiligheidsschroeven los, reinig het
inlaatfilter naargelang de werkomgeving en minstens
om de 100 uur. Vervang indien nodig het filterelement
(een verstopt filter verslechtert de prestaties van de
compressor en een inefficiënt filter bevordert slijtage).
_ Vervang bij modellen met smering de olie na de
eerste 100 uur en vervolgens om de 300
uur. Vergeet niet om op regelmatige tijdstippen het
oliepeil te controleren. Gebruik 10W40 (voor koude
klimaten wordt 10W20 aanbevolen). Meng nooit oliën
met verschillende graden. Wanneer de kleur van de
olie verandert (witachtig = aanwezigheid van water,
donker = oververhit), is het sterk aangeraden om de
olie onmiddellijk te vervangen.
_ Laat op regelmatige basis (of nadat u meer dan een
uur met de compressor gewerkt hebt)
het condensaat, dat zich door het vocht in de lucht in
het drukvat vormt, weglopen. Dit beschermt het
drukvat tegen roest en verhindert dat de capaciteit
verkleint.
_ Gebruikte olie (modellen met smering) en
condensaat MOETEN VERWIJDERD
WORDEN in overeenstemming met de lokaal
geldende regelgeving en regels ter
bescherming van het
milieu.
TECHNISCHE GEGEVENS
Netspanning
V
230
Netfrequentie
Hz
50
Vermogen
W/Hp
1500/2
Toerental
min-1
2800
Werkdruk
bar
0 - 8
Capaciteit
l/min
160
Olie
Olie standaard
compressorolie 250ml -
10W40
Gebruikstemperatuur °
5 - 40
Tank
Inhoud
l
50
Max. druk
bar
8
Omgevingstemperatuur °
-10 - 90
Gewicht
kg
26