Inbedrijfname
MS 200 – 6720879925 (2017/11)
132
Zonne-opbrengst/optimalisatie
Bruto collectoroppervlakken, collectortype en waarde van de klimaatzo-
ne moeten correct zijn ingesteld, om een zo hoog mogelijke energiebe-
sparing te bereiken en de juiste waarde voor de solaropbrengst weer te
geven.
Bij de weergave van de solaropbrengst betreft het een berekende in-
schatting van de opbrengst. Gemeten waarden worden met de functie
warmtehoeveelheidsmeter (L) weergegeven (toebehoren WMZ).
Tabel 13 Zonne-opbrengst/optimalisatie
Omladen
Tabel 14 Omladen
Menupunt
Instelbereik: functiebeschrijving
Bruto
collectoropp. 1
0
... 500 m
2
: met deze functie kan het in collectorveld 1
geïnstalleerde oppervlak worden ingesteld. De solarop-
brengst wordt alleen getoond, wanneer een oppervlak
>0 m
2
is ingesteld.
Type
collectorveld 1
Vlakke collector
: gebruik van vlakke collectoren in collec-
torveld 1
Vacuümbuiscollector: gebruik van vacuümbuiscollectoren
in collectorveld 1
Bruto
collectoropp. 2
0
... 500 m
2
: met deze functie kan het in collectorveld 2
geïnstalleerde oppervlak worden ingesteld. De solarop-
brengst wordt getoond, wanneer een oppervlak > 0 m
2
is
ingesteld.
Type
collectorveld 2
Vlakke collector
: gebruik van vlakke collectoren in collec-
torveld 2
Vacuümbuiscollector: gebruik van vacuümbuiscollectoren
in collectorveld 2
Klimaatzone
1 ...
90
... 255 "klimaatzone van de installatieplaats con-
form de kaart (
afb. 43 aan einde van het document).
▶ Zoek de locatie van de installatie op in de kaart met de
klimaatzones en stel de waarde van de klimaatzone in.
Min.
warmwatertemp.
Uit
: warmwateropwarming door de ketel onafhankelijk
van de minimale warmwatertemperatuur
15 ... 45 ... 70 °C: de regeling registreert of een zonne-
energierendement aanwezig is en of de opgeslagen warm-
tehoeveelheid voldoende is voor de warmwaterbereiding.
Afhankelijk van deze beide grootheden verlaagt de rege-
ling de gewenste warmwatertemperatuur die door de ketel
moet worden gegenereerd. Bij voldoende solaropbrengst
komt zo het bijverwarmen met de ketel te vervallen. Wan-
neer de hier ingestelde temperatuur niet wordt bereikt,
dan volgt opwarmen van warm water door de ketel.
Zonne-invloed cv-
circ.1 ... 4
Uit
: solarinvloed uitgeschakeld.
– 1 ... – 5 K: solarinvloed op de kamerstreeftemperatuur:
bij een hoge waarde wordt de aanvoertemperatuur van de
stooklijn overeenkomstig verlaagd om een grotere passie-
ve zonne-energieopbrengst door de vensters van het ge-
bouw mogelijk te maken. Tegelijkertijd wordt daardoor het
pendelen van de temperatuur in het gebouw verminderd
en het comfort verbeterd.
•
solar-invloed cv-circuit verhogen ( – 5 K = max. in-
vloed), wanneer het cv-circuit ruimten verwarmt, die
grote vensteroppervlakken gericht op het zuiden heb-
ben.
•
Verhoog de solarinvloed cv-circuit niet, wanneer het
cv-circuit ruimten verwarmt, die kleine vensteropper-
vlakken gericht op het noorden hebben.
Reset zonne-
opbrengst
Ja: solaropbrengst op nul resetten.
Nee
: geen verandering
Reset
zonneoptimal.
Ja: reset de kalibratie van de solaroptimalisatie en start
opnieuw. De instellingen onder Zonne-opbrengst/optima-
lisatie blijven ongewijzigd.
Nee
: geen verandering
Gew.temp.MatchF.
Uit
: regeling op een constant temperatuurverschil tussen
collector en boiler (Match Flow).
35 ... 45 ... 60 °C: Match-Flow (alleen in combinatie met
toerentalregeling) is bedoeld voor het snel opwarmen van
de boilerkop tot bijvoorbeeld 45 °C om naverwarmen van
het drinkwater door de cv-ketel te voorkomen.
Glycolgehalte
0 ...
45
... 50 %: voor een correcte werking van de warm-
tehoeveelheidsmeter moet het glycolgehalte van de koel-
vloeistof worden ingevoerd (alleen met Warmtetelling
(L)).
Menupunt
Instelbereik: functiebeschrijving
Omladen
inschakelvers.
6 ...
10
... 20 K: wanneer het hier ingestelde verschil tus-
sen boiler 1 en boiler 3 wordt overschreden en aan alle in-
schakelvoorwaarden is voldaan, is de boilerlaadpomp
tussen de boilers actief.
Omladen
uitschakelversch
3 ...
5
... 17 K: wanneer het hier ingestelde verschil tussen
boiler 1 en boiler 3 wordt onderschreden, is de boilerlaad-
pomp tussen de boilers uit.
Insch.versch.
verschilreg.
6
... 20 K: wanneer het verschil tussen de gemeten tempe-
ratuur aan de warmtebron (TS14) en de gemeten tempe-
ratuur aan het koellichaam (TS15) boven de ingestelde
waarde ligt, is het uitgangssignaal actief (alleen met Tem-
peratuurverschilregeling (M)).
Uitsch.versch.
verschilreg.
3
... 17 K: wanneer het verschil tussen de gemeten tempe-
ratuur aan de warmtebron (TS14) en de gemeten tempe-
ratuur aan het koellichaam (TS15) boven de ingestelde
waarde ligt, is het uitgangssignaal uit (alleen met Tempera-
tuurverschilregeling (M)).
Max.brontemp.
verschilreg.
13 ...
90
... 120 °C: wanneer de temperatuur aan de ketel
de hier ingestelde waarde overschrijdt, dan schakelt de
temperatuurverschilregelaar uit (alleen met Temperatuur-
verschilregeling (M)).
Min. brontemp.
verschilreg
10 ...
20
... 117 °C: wanneer de temperatuur aan de ketel
de hier ingestelde waarde overschrijdt en aan alle inscha-
kelvoorwaarden is voldaan, dan schakelt de temperatuur-
verschilregelaar aan (alleen met
Temperatuurverschilregeling (M)).
Max.spaartemp.
verschilreg
20 ...
60
... 90 °C: wanneer de temperatuur aan het koelli-
chaam de hier ingestelde waarde overschrijdt, dan scha-
kelt de temperatuurverschilregelaar uit (alleen met
Temperatuurverschilregeling (M)).
Menupunt
Instelbereik: functiebeschrijving