Inbedrijfname
MS 200 – 6720879925 (2017/11)
127
4
Inbedrijfname
Alle elektrische aansluitingen correct aansluiten en pas daarna de inbe-
drijfstelling uitvoeren!
▶ Houd de installatie-instructies van alle componenten en modules van
de installatie aan.
▶ Schakel de voedingsspanning alleen in, wanneer alle modules zijn in-
gesteld.
OPMERKING:
Schade aan de installatie door een defecte pomp!
▶ Vul en ontlucht de installatie voor het inschakelen, zodat de pompen
niet drooglopen.
4.1
Codeerschakelaar instellen
Wanneer de codeerschakelaar op een geldige positie staat, dan brandt
de bedrijfsindicatie constant groen. Wanneer de codeerschakelaar op
een ongeldige positie staat, brandt de bedrijfsindicatie eerst niet en be-
gint daarna rood te knipperen.
Tabel 9 Functie van de module via codeerschakelaar toekennen:
Warmtepomp
Andere warmtebron
1 ...
solarsysteem 1
3 ...
Circulatiesysteem 3
4 ...
Laadsysteem 4
Wanneer op de module de codeerschakelaar op 8 of 10 is ingesteld, de
busverbinding niet met een warmtebron verbinden.
4.2
Inbedrijfname van de installatie en de module
4.2.1
Instellingen bij solarsystemen
1. Codeerschakelaar instellen.
2. Eventueel de codeerschakelaar op overige modules instellen.
3. Schakel de voedingsspanning (netspanning) voor de totale installatie
in.
Wanneer de bedrijfsindicatie van de module permanent groen brandt:
4. Neem de bedieningsunit aan de hand van de meegeleverde instructie
in bedrijf en stel deze overeenkomstig in.
5. Kies in het menu
Zonne-instellingen
>
Zonneconfiguratie veran-
deren
geïnstalleerde functies en aan het solarsysteem toevoegen.
6. Instellingen op de bedieningseenheid voor het solarsysteem contro-
leren en eventueel solarparameters aanpassen.
7. Starten solarsysteem.
4.2.2
Instellingen bij circulatie- en laadsystemen
1. Codeerschakelaar op
MS
200
voor het laadsysteem op
7
of voor het
circulatiesysteem op
8
instellen.
2. Eventueel de codeerschakelaar op overige modules instellen.
3. Schakel de voedingsspanning (netspanning) voor de totale installatie
in.
Indien de bedrijfsindicaties van de module constant groen branden:
4. Neem de bedieningsunit aan de hand van de meegeleverde instructie
in bedrijf en stel deze overeenkomstig in.
5. Kies in het menu
Instellingen circulatie >
Circulatieconfiguratie
wijzigen
geïnstalleerde functies en voeg deze aan het circulatiesy-
steem toe of stel in het menu
Instellingen warm water
het laadsy-
steem in.
6. Instellingen op de bedieningseenheid voor de installatie controleren
en eventueel circulatieparameters of warmwatersysteem I instellin-
gen aanpassen.
4.3
Configuratie van het solarsysteem
▶ Open menu
Zonne-instellingen
>
Zonneconfiguratie veranderen
in het servicemenu.
▶ Verdraai de keuzeknop
, om de gewenste functie te kiezen.
▶ Druk op de keuzeknop
, om de keuze te bevestigen.
▶ Druk op de toets
"
om naar de tot dan toe geconfigureerde installa-
tie te verspringen.
▶ Om een functie te wissen:
– Verdraai de keuzeknop
tot in het display de tekst
Wissen van
de laatste functie (omgekeerde alfabetische volgorde).
ver-
schijnt.
– Druk op de keuzeknop
.
– De alfabetisch laatste functie wordt gewist.
Bijvoorbeeld configuratie van het solarsysteem 1 met functies G, I
en K
1.
Zonnesysteem (1)
is voorgeconfigureerd.
2.
2de collectorveld (G)
kiezen en bevestigen.
Met de keuze van een functie worden automatisch de navolgend se-
lecteerbare functies beperkt tot diegene, die met de huidige gekozen
functies combineerbaar zijn.
3.
Therm.desinf./dagelijkse opw. (K)
kiezen en bevestigen.
Omdat de functie
Therm.desinf./dagelijkse opw. (K)
zich niet in ie-
der solarsysteem op dezelfde plaats bevindt, wordt deze functie in de
grafiek niet weergegeven, ondanks dat deze werd toegevoegd. De
naam van het solarsysteem wordt met de “K” aangevuld.
4.
Omlaadsysteem (I)
kiezen en bevestigen.
Systeem
cv-toestel
Bedienings-
eenheid
Codering
module 1
Codering
module 2
CR 400/CW 400/CW 800/RC300/RC310
CS 200/SC300
HPC 400/HPC 410/HMC300/HMC310
MS 200
MS 100
MS 200
MS 100
1 A ...
–
–
–
1
–
–
–
1 A ...
–
–
–
1
–
–
2
1 B ...
–
–
–
1
–
–
–
1 B ...
–
–
–
1
–
–
2
1 A ...
–
–
–
–
10
–
–
–
1 A ...
–
–
–
–
10
–
–
2
3 ...
–
–
–
–
8
–
–
–
4 ...
–
–
–
7
–
–
–
ok
ok