Inbouw- en bedieningsvoorschriften Wilo DrainAlarm/-GSM
55
VEILIGHEID
Nederlands
Als veiligheidssymbolen worden gevaars-, ver
-
bods- en gebodstekens gebruikt.
Voorbeeld:
Gevarensymbool: Algemeen gevaar
Gevarensymbool, bijv. elektrische spanning
Symbool voor verbod, bijv. Verboden toegang!
Symbool voor gebod, bijv. persoonlijke be-
schermmiddelen dragen
De gebruikte tekens voor de veiligheidssymbolen
komen overeen met de algemeen geldende richt-
lijnen en voorschriften, zoals DIN, ANSI.
•
Veiligheidsaanwijzingen die alleen op materiële
schade wijzen, worden in grijze letters en zonder
veiligheidssymbool weergegeven.
2.2. Veiligheid algemeen
•
Alle werkzaamheden (montage, demontage,
onderhoud) mogen uitsluitend plaatsvinden in
stroomloze toestand. De alarmschakelkast moet
van alle stroombronnen (stroomnet, accu) worden
losgekoppeld!
•
De bediener moet elke optredende storing of
onregelmatigheid onmiddellijk aan zijn leidingge-
vende melden.
•
Het onmiddellijk stilleggen door de bediener is
absoluut vereist als schade aan de elektrische ele-
menten, het huis en/of aan de kabels optreden.
•
De alarmschakelkast mag niet in explosieve zones
geïnstalleerd worden. Er bestaat explosiegevaar.
Deze aanwijzingen moeten strikt worden na-
geleefd. Bij veronachtzaming kan dit leiden tot
letsel en/of ernstige materiële schade.
2.3. Elektrische werkzaamheden
GEVAAR door gevaarlijke elektrische span-
ning!
Door ondeskundige omgang bij elektrische
werkzaamheden bestaat levensgevaar door
elektrische spanning! Deze werkzaamheden
mogen uitsluitend door een gekwalificeerde
elektrotechnicus worden uitgevoerd.
PAS op voor vocht!
Door het binnendringen van vocht in de
alarmschakelkast, wordt deze beschadigd.
Let bij montage en gebruik op de toegesta-
ne luchtvochtigheid en zorg voor een tegen
overstroming beveiligde installatie.
De alarmschakelkast wordt met conventionele
stroombronnen gebruikt. Voor de aansluiting
moeten de nationaal geldende richtlijnen, normen
en voorschriften (bijv. VDE 0100) alsook de bepa-
lingen van het plaatselijke energiebedrijf in acht
worden genomen.
De bediener moet weten hoe de stroomtoevoer
naar de alarmschakelkast loopt en hoe de machi-
ne uitgeschakeld kan worden. Een foutstroom-
veiligheidsschakelaar (RCD) moet door de klant
geïnstalleerd worden.
Voor het aansluiten moet het hoofdstuk ”Elek-
trische aansluiting” in acht genomen worden.
De technische gegevens moeten strikt in acht
genomen worden!
De alarmschakelkast moet principieel geaard
worden. Hiervoor moet de aarddraad aan de ge-
markeerde aardingsklem (
;
) aangesloten worden.
Voor de aarddraad moet een kabeldoorsnede
worden gebruikt die voldoet aan de plaatselijke
voorschriften. Alarmschakelkasten met aangeslo-
ten stekker worden geaard via de stekker.
Wanneer de alarmschakelkast door een veilig-
heidsinrichting is uitgeschakeld, mag deze pas
na het verhelpen van de fout opnieuw inge-
schakeld worden.
2.4. Gedrag tijdens het bedrijf
Bij het bedrijf van de alarmschakelkast moeten
de ter plaatse geldende wetten en voorschriften
voor veiligheid op de werkplek, ongevallenpre-
ventie en de omgang met elektrische producten
in acht worden genomen. Voor de veiligheid moet
de gebruiker duidelijk de bevoegdheden van het
personeel vastleggen. Het volledige personeel is
verantwoordelijk voor het naleven van de voor-
schriften.
De bediening, de weergave van de bedrijfstoe-
stand alsook de signalering van alarms en fouten
gebeurt via leds aan de behuizing. Het behui-
zingsdeksel mag tijdens het bedrijf niet geopend
worden!
GEVAAR door gevaarlijke elektrische span-
ning!
Bij werkzaamheden aan de open alarmscha-
kelkast bestaat levensgevaar door elektrische
schok! De bediening mag alleen bij gesloten
deksel gebeuren!
GEVAAR door hete oppervlakken!
De transformator in de alarmschakelkast kan
tijdens het bedrijf tot 70 °C opwarmen. Daar
-
door kan ook het huis tot deze temperatuur
opwarmen.
2.5. Toegepaste normen en richtlijnen
Informatie over de toegepaste richtlijnen en
normen vindt u in de EG-verklaring van overeen-
stemming.