93
5.5. Een verbruiker aansluiten
Let bij het aansluiten van een verbruiker op de netvoeding erop dat deze uitgeschakeld is. Het
maximale stroomverbruik van het aan te sluiten apparaat mag niet méér zijn dan wat er in de speci-
ficaties van de technische gegevens vermeld staat.
Bij de serieschakeling van de uitgangen van meerdere netvoedingen kunnen contactgevaarlijke
spanningen (> 70 V/DC) worden gegenereerd, die levensgevaarlijk kunnen zijn bij aanraking. Vanaf
deze spanning mogen uitsluitend geïsoleerde accessoires (aansluitbekabeling, meetkabels, etc.)
gebruikt worden.
Gebruik van ongeïsoleerde bekabeling en contacten moet vermeden worden. Alle ongeïsoleerde
plekken moeten afgedekt worden met geschikte, vlambestendige isolatiematerialen of andere be-
schermende maatregelen tegen direct contact en kortsluiting.
Zorg voor voldoende kabeldoorsnede voor de beoogde stroomsterkte.
• Verwijder aangesloten verbruikers van de uitgangen A, B1 en B2.
• Schakel de netvoeding in via de aan/uit-schakelaar (1). De bedrijfsindicator (24) gaat branden en op het display
worden spanning en stroom weergegeven.
•
Stel voor de uitgangen A en USB-B1 de parameters in volgens uw specificaties, zoals beschreven in het hoofdstuk
“Inbedrijfstelling”.
• Controleer nogmaals of de uitgangsspanning correct ingesteld is.
• Verbind bij uitgang A de pluspool (+) van de verbruiker met de rode bus “+” en de minpool (-) met de zwarte bus “-”.
• Verbind bij uitgang B de USB-stekker van de verbruiker met de USB-bus.
Het aangesloten apparaat kan nu aangezet worden.