
f) Automatische modus handmatig overbruggen
Ga als volgt te werk om de temperatuur die voor de automatische modus is vastgelegd tijdelijk
te wijzigen:
1. Pas de gewenste temperatuur aan met de pijltoetsen (11,12) . Op het display worden
vervolgens de symbolen voor automatische modus (3) en handmatige modus (15)
gelijktijdig weergegeven.
De via de handmatige overbrugging uitgevoerde instellingen blijven tot het begin van het
volgende tijdsinterval behouden. Dit betekent:
- De handmatige overbrugging wordt gedeactiveerd en de thermostaat keert terug naar
de automatische modus.
- Het symbool voor handbediening (15) verdwijnt.
g) Activeer/deactiveer vakantiemodus
Gebruik de vakantiemodus om voor de dagen waarop u niet thuis bent, bepaalde
tijdsintervallen en temperaturen vast te leggen.
Ga als volgt te werk om de vakantiemodus in te schakelen:
1. Houd gedurende drie tot vijf seconden de toets Tijd (8) ingedrukt tot het vakantiesymbool
(1) op het display verschijnt.
2. Kies de vakantiemodus.
- Selecteer met de pijltoetsen (11,12) de instelling "ON".
- Bevestig de invoer door kort op de toets Tijd (8) te tikken.
3. Stel voor het aantal dagen dat u niet thuis zult zijn een waarde tussen 1 en 30 in.
- Pas de waarde aan met de pijltoetsen (11,12).
- Bevestig de invoer door kort op de toets Tijd (8) te tikken.
4. Stel de gewenste temperatuur in.
- Pas de waarde aan met de pijltoetsen (11,12).
- Bevestig de invoer door kort op de toets Tijd (8) te tikken.
Vervolgens blijft het vakantiesymbool (1) op het display weergegeven en geeft aan
dat de vakantiemodus is geactiveerd.
Nadat de ingestelde tijd verlopen is, wordt de vakantiemodus automatisch uitgeschakeld. Ga
als volgt te werk om de vakantiemodus handmatig te deactiveren:
1. Tik kort op de toets Modus (9) om de vakantiemodus uit te schakelen. De thermostaat
keert vervolgens weer terug in de handmatige modus of automatische modus.
h) Weekschema programmeren
Overzicht
U hebt de mogelijkheid om voor zes verschillende perioden per dag een eigen
temperatuurinstelling in te stellen. Welke van de tijden momenteel geactiveerd is, wordt door
een overeenkomstig symbool weergegeven.
Een voorbeeld:
1: Wakker
worden
2: Buiten huis
3: Thuis
4: Buiten huis
5: Thuis
6: Nachtrust
06:00
08:00
11:30
13:30
17:00
22:00
21 °C
17 °C
21 °C
17 °C
21 °C
15 °C
Weekcyclus instellen
Voor het weekschema kunt u kiezen uit verschillende schakelcycli (aantal weekdagen +
weekend). Volg de onderstaande stappen om de weekcyclus in te stellen:
1. Als de thermostaat is ingeschakeld: Druk op de aan/uit-knop (10) om de thermostaat uit
te schakelen.
2. Houd de toets Modus (9) drie tot vijf seconden ingedrukt. Het instelmenu wordt geopend.
3. Druk meermaals kort na elkaar op de toets Modus (9), tot de instelling "AC" zichtbaar wordt.
4. Selecteerde gewenste weekcyclus met de pijltjestoetsen (11,12).
0 = 5 dagen id 2 dagen identiek (standaard geactiveerd)
1 = 6 dagen id 1 dag individueel
2 = 7 dagen identiek
5. Tik opnieuw op de aan/uit-knop (10) om de instelling op te slaan en het instelmenu te
verlaten.
De instellingen worden ook opgeslagen als er ongeveer 10 seconden lang geen
toets wordt ingedrukt.
Tijdschema programmeren
Ga als volgt te werk om de verschillende tijdsperiodes te programmeren:
1. Als de thermostaat is uitgeschakeld: Druk op de aan/uit-knop (10) om de thermostaat aan
te zetten.
2. Houd de toets Modus (9) drie tot vijf seconden ingedrukt. De programmeermodus wordt
geopend en op het display verschijnt het symbool van de eerste periode "1: Ochtend" en de
tijdweergave begint te knipperen.
- Gebruik de pijltoetsen (11,12)om de waarde aan te passen.
- Bevestig de invoer door kort op de toets Modus (9) te tikken.
3. Nadat u de tijd hebt bevestigd, begint de temperatuur te knipperen.
- Gebruik de pijltoetsen (11,12)om de waarde aan te passen.
- Bevestig de invoer door kort op de toets Modus (9) te tikken.
4. Nadat u de temperatuur hebt bevestigd, begint het symbool van de volgende periode te
knipperen.
5. Herhaal de procedure voor alle zes perioden.
6. Wacht ongeveer 10 seconden zonder daarbij op een knop te drukken om de instellingen
op te slaan.
Om het geprogrammeerde tijdschema te activeren of te deactiveren, tikt u kort op
de toets Modus (9), zie ook het gedeelte “e) Omschakelen tussen automatische en
handmatige modus”.
Systeeminstellingen
Een aanpassing van de systeeminstellingen kan ertoe leiden dat de werking van
de thermostaat niet meer storingsvrij mogelijk is. Lees daarom alle instructies
zorgvuldig door voordat u wijzigingen aan hen aanbrengt.
Ga als volgt te werk om het instellingenmenu te openen en wijzigingen aan te brengen:
1. Als de thermostaat is ingeschakeld: Druk op de aan/uit-knop (10) om de thermostaat uit
te schakelen.
2. Houd de toets Modus (9) drie tot vijf seconden ingedrukt. Het instelmenu wordt geopend.
- Om naar de volgende instelling te gaan, tikt u op de toets Modus (9).
- Om de instelling te wijzigen, kiest u de gewenste waarde met de pijltoetsen (11,12).
3. Tik opnieuw op de aan/uit-knop (10) om de instellingen op te slaan en het instelmenu te
verlaten.
De instellingen worden ook opgeslagen als er ongeveer 10 seconden lang geen
toets wordt ingedrukt.
Code Beschrijving
Instellingen
Standaard
A1
Temperatuur kalibreren
Instelbereik:
-9 tot +9 °C
-1 °C
A2
Schakelverschil
(hysterese)
Instelbereik:
0,5 tot 2,5 °C
Voorbeeld: Bij een
instelling van 1 °C en
een door de thermostaat
gemeten temperatuur
van +20 °C schakelt
de thermostaat de
verwarming bij +19 °C in
en bij +21 °C weer uit.
1 °C
A3
Hoge
temperatuurbescherming/
differentiaalinstelling
(externe sensor)
Instelbereik: 1 tot 9 °C
Voorbeeld: De
grenswaarde "A6" is
ingesteld op +45 °C en
"A3" op 2 °C. Als een
temperatuur van +45 °C
wordt bereikt, wordt de
verwarming onderbroken.
Als de temperatuur
daalt tot +43 °C, wordt
de verwarming weer
opgenomen. Dit werkt
echter alleen als de
binnentemperatuur lager
is dan de ingestelde
temperatuur.
2 °C
A4
Sensorkeuze
N1 = De temperatuurregeling
gebeurt door de interne sensor.
N2 = De temperatuurregeling wordt
uitgevoerd door de externe
sensor.
N3 = De temperatuurregeling
gebeurt door de interne sensor.
Als N3 is geactiveerd, wordt de
externe sensor als sensor voor
de temperatuurbegrenzing
gebruikt.
Alle bovenstaande
instellingen bepalen dat
de verwarmingsmodus
bij het bereiken van de
maximale temperatuur
wordt onderbroken.
N1