123
Bij een correcte montage zal het model met een vlakke hoek snel opstijgen. Probeer hierbij zo min mogelijk te sturen.
Pas wanneer het model vanzelf zijn vliegpositie verandert en b.v. een bocht vliegt, te snel stijgt of de neus naar
beneden wil drukken, corrigeert u de vliegpositie met de noodzakelijke stuurcommando’s.
Voor de fijngevoelige correctie van de vliegpositie en voor doelgerichte richtingswijzigingen uit de normale vliegpositie
zijn slechts kleine resp. korte knuppelbewegingen bij de zender vereist.
c) Bochten vliegen
Het vliegen van bochten wordt met het richtingsroer gestart, hierdoor neigt het model naar de zijkant. Wanneer de
gewenste schuine stand van het model bereikt is, wordt het richtingsroer terug naar de middenpositie gestuurd.
Gelijktijdig wordt door zacht trekken aan de stuurknuppel voor het hoogteroer, de bocht op gelijkblijvende hoogte
gevlogen.
Als het model in de gewenste richting vliegt, kunt u met een korte beweging van het richtingsroer in de andere richting
het model weer horizontaal laten vliegen en het hoogteroer weer naar de middenpositie terug brengen.
Als het model in de bocht hoogte verliest, heeft u te weinig aan de stuurknuppel voor het hoogteroer getrokken. Als het
model in de bocht naar boven stijgt, heeft u te veel aan de stuurknuppel voor het hoogteroer getrokken.
Werd de bocht zeer ruim genomen, dan werd het richtingsroer te weinig of niet lang genoeg bestuurd. Werd de bocht
zeer klein en het model neemt daarbij een enorme schuine stand in, dan werd het richtingsroer te sterk resp. te lang
bediend.
Let op!
Let bij het vliegen altijd op voldoende vliegsnelheid. Door te sterk aan de stuurknuppel van het hoogteroer
te trekken wordt het model te langzaam en kan naar voren over de punt van de romp of zijdelings over
een vleugel afglijden.
Vlieg daarom in het begin met voldoende veiligheidshoogte om aan het besturingsgedrag van het
model te kunnen wennen. Probeer echter, niet te ver weg te vliegen om te allen tijde de vliegpositie
duidelijk te kunnen beoordelen.
d) Model trimmen
Wanneer uw model bij een rechte vlucht telkens naar één kant trekt, corrigeer dan met behulp van de trimming de
noodzakelijke neutrale positie van de betreffende roeren.
Richtingsroer:
Trekt het model naar links, verschuift dan de trimhendel (zie afb. 02, positie 4) stapsgewijs naar rechts tot het model
recht vliegt. Trekt het model dan naar rechts, dan moet er een trimcorrectie naar links worden uitgevoerd.
Hoogteroer:
De trimhendel voor het hoogteroer (zie afb. 02, positie 9) dient zo ingesteld te zijn, dat het model met maximaal
motorvermogen met een vlakke hoek stijgt en met minder motorvermogen op een gelijkblijvende hoogte vliegt.
Содержание 20 55 11
Страница 130: ...130 ...
Страница 131: ...131 ...