Ransomes VA Series, Руководство по безопасности и эксплуатации

Страница: 51 / 160

NL F
GB-F-NL-49
RANSOMES T-PLEX 180
OPERATORS MANUAL
SETS MET ZWEVENDE KOPPEN
Maaihoogte
De achterste rol moet op de gewenste initiële
maaihoogte worden afgesteld. De achterste rol moet
zodanig worden ingesteld dat hij parallel met het
onderste mes is. Alle drie de sets moeten zondanig
worden ingesteld dat ze allemaal op precies dezelfde
maaihoogte afsnijden.
De maaihoogte wordt bepaald door de stand van de
achterste rol ten opzichte van het onderste mes. De
maaihoogten kunnen van 13 mm tot en met 63 mm
gevarieerd worden en kunnen als volgt in stappen
van 6 mm worden afgesteld:
OPMERKING: De sledeplaten op de achterste set
verschillen van de sledeplaten op de voorste twee
sets. De onderste 4 gaten in de sledeplaten op de
voorste sets worden bij deze toepassing niet
gebruikt.
1. Verwijder de hele set van de hefarm en zet
hem op zijn kop.
2. Voor het instellen van de initiële minimum
maaihoogte moeten de stelpennen in de
bovenste gaten van de sledeplaat worden
aangebracht.
3. Haal met behulp van de overeenkomstig Afb.
22 ingestelde instelbalk de borgmoeren los
door de R-clip (B in Afb. 21) te verwijderen en
de trommel en de pen uit de sledeplaat te
trekken en draai het geheel zodanig dat de
onderkant van de boutkop van de instelbalk in
lijn met de snijkant van het onderste mes ligt.
Zet als de rol is ingesteld de borgmoer vast,
plaats de pen in het bovenste gat van de
sledeplaat en breng de R-clip weer aan.
4. Herhaal instructie 3 bij het andere eind van de
set en zorg ervoor dat de
parallelcontroleschroef het onderste mes raakt.
5. Verwijder voor het wijzigen van de maaihoogte
de R-clip en trek de trommel en de pen uit de
sledeplaat. Plaats de pen weer in het gewenste
gat terug en breng de R-clip weer aan.
6. Herhaal de instructies 1 tot en met 5 voor alle
sets.
Opmerking: Instructie 5 kan worden uitgevoerd
terwijl de sets aan de hefarmen gemonteerd zijn.
UNITES DES TETES FIXES
Hauteur de coupe
Il faut que le rouleau arrière soit parallèle à la lame
inférieure pour obtenir la hauteur de coupe de
départ. Le réglage des trois unités doit être le même
afin que la hauteur de coupe soit la même.
La position du rouleau arrière par rapport à la lame
inférieure détermine la hauteur de coupe. Il est
possible de modifier les hauteurs de 13 mm à 63
mm et de les ajuster par incréments de 6 mm,
comme suit :
REMARQUE : Les logements de montage de l’unité
arrière diffèrent de ceux des deux unités avant. Les
quatre trous inférieurs des logements de montage
des unités avant ne sont pas utilisés dans la
présente application.
1. Déposez l’unité complète de la biellette de
levage et renversez-la.
2. Les goupilles de positionnement doivent se
trouver dans les trous supérieurs du logement
de montage pour régler la hauteur de coupe
minimum de départ.
3. A l’aide de la barre de réglage (Schéma 22),
desserrez les contre-écrous en décrochant
l’attache “R” et éloignez les rouleaux et
goupilles du logement de montage en les
tournant dans le bon sens pour aligner le
dessous de la tête de vis de la barre de réglage
au rebord de la lame inférieure. Quand les
rouleaux sont ajustés, serrez les contre-écrous,
positionnez les goupilles dans les trous
supérieurs du logement et raccrochez l’attache
“R”.
4. Répétez l’opération susmentionnée (3) de
l’autre côté de l’unité et veillez à ce que la vis de
réglage parallèle touche la lame inférieure.
5. Décrochez l’attache “R” et éloignez le rouleau
et la goupille du logement de montage pour
modifier la hauteur de coupe. Repositionnez
ensuite la goupille dans le trou prévu puis
raccrochez l’attache “R”.
6. Répétez les opérations susmentionnées de 1 à
5 sur toutes les unités.
Remarque : Il est possible de réaliser l’opération (5)
lorsque les unités sont posées sur les biellettes de
levage.