35
8. Haak de afstandshouders los en duw ze naar het midden van het voertuig. Deze beugels moeten zodanig
worden ingesteld dat ze dicht tegen de velg liggen en de wieklem verticaal is uitgelijnd
(voorzichtig: bij aluminium velgen kan een eventueel verontreinigde rubberen vlak krassen op de velg
veroorzaken). Borg de houders.
9. Zeker de vergrendeling met de borgpen. Let erop dat de armen zo dicht mogelijk bij het loopvlak worden
gepositioneerd.
10. Zorg ervoor dat geen enkel onderdeel van de wielklem in contact komt met het ventiel van de band.
11. Herhaal de stappen 1 tot 10 voor alle banden. Nadat alle vier de wielklemmen juist zijn gepositioneerd,
worden de riemen aan het hijsframe of de laad- en losvoorziening met de passende lengte ingehaakt.
12. Til het voertuig zover omhoog dat de banden nog net de grond raken. Controleer nogmaals bij alle wiel
klemmen, of:
- De armen juist tegen de loopvlakken zitten
- De afstandshouders dicht tegen het wiel liggen
- Alle lussen aan de armen goed achter de banden zitten
- De knevelschroeven zijn vastgedraaid
- De borgingen van de afstandshouders zijn vergrendeld
13. Til het voertuig langzaam een paar centimeter op. Let er intussen op dat de wielklemmen en de riemen de
carrosserie niet raken.
Als dat niet het geval is en de wielklemmen correct zijn geplaatst, kunt u doorgaan met het optillen.
Onderhoud
Gemakkelijk te vervangen aan slijtage onderhevige onderdelen en standaard onderdelen kunnen door de
exploitant volgens de instructies van de fabrikant
worden vervangen. Er mogen uitsluitend originele reserveonderdelen mogen worden gebruikt! Na een
vervangen van onderdelen de schroefverbindingen en draai deze indien nodig weer vast!
Andere wijzigingen en aanpassingen mogen alleen met schriftelijke toestemming van de fabrikant
worden uitgevoerd!
Om corrosie te voorkomen en de levensduur te verlengen, moet de wielklem na het gebruik in vochtige omge
ving of na sterke verontreiniging altijd worden gereinigd.
Voor de opslag moet de wielklem worden gecontroleerd op beschadigingen die tijdens het gebruik
kunnen optreden.
Defecte wielklemmen mogen niet worden opgeslagen!
Bij het verwijderen van de wielbevestigingen uit de wielklemmen (bijvoorbeeld voor reinigingsdoeleinden)
moet u er absoluut op letten, dat u de delen niet verwisselt als u ze weer monteert.
De wielbevestigingen vergrendelen dan niet meer en hierdoor is de wielklem niet meer bruikbaar!
Reparatie
De reparatie van wielklemmen mag alleen worden uitgevoerd door deskundige personen!
Probeer nooit zelf reparaties uit te voeren aan hijs- en hefgereedschap!
Als er twijfel bestaat over de correcte toestand moeten de wielklemmen buiten bedrijf worden gesteld
voor de inspectie door een deskundige.
Gebruik de wielklemmen bovendien niet, in geval van:
- Breuk, vervorming, scherpe inkepingen of barsten van welke aard dan ook
- Tekenen van hoge blootstelling aan hitte (bijv. zwart aanlopen)
- Slijtage en overmatige corrosie
- Onherkenbare typeaanduiding
Wederkerende controles
Voer voor elk gebruik een visuele inspectie uit om eventuele schade op te sporen.
Beschadigde wielklemmen mogen niet worden gebruikt en moeten buiten gebruik worden genomen
voor de inspectie door een deskundige.
Bovendien is een inspectie van het hefwerktuig door een expert minstens één keer
per jaar nodig. In geval van frequent gebruik, hoge slijtage of een slechte toestand ook frequenter
(volgens BGR 500).
Originele gebruikaanwijzing - Wielklem
Nederlands