NEDERLANDS
35
NL
7.6
Netaansluiting
Controleer, voordat de machine in gebruik
wordt genomen, of de op het typeplaatje
aangegeven spanning overeenkomt met de
netspanning.
Controleer voor aanvang van de werkzaam-
heden het net- en het verlengsnoer op
beschadiging. Gebruik alleen een onbeschadigd
net- en verlengsnoer.
De elektrische installatie waarop de ketting-
zaag wordt aangesloten, dient voorzien te
zijn van een differentiaal-veiligheidsschakelaar
(met max. 30 mA afschakelstroom).
Het snoer van de kettingzaag is bewust zo kort
gehouden dat het bij het werken met de machine
niet met de omlopende zaagketting in aanraking
kan komen.
Het is aanbevolen om tussen de stekker van de
kettingzaag en de koppelingsdoos van de verleng-
kabel die voor het werken met de machine wordt
gebruikt het meegeleverde trekontlastingsband
aan te brengen, om te voorkomen dat de stekker
uit de koppelingsdoos van het verlengsnoer glijdt.
8.1
In- en uitschakelen
De bedienende persoon dient bij het inscha-
kelen van de kettingzaag een veilige houding
te hebben en de machine goed vast te houden.
Het zwaard mag hierbij geen voorwerp raken.
Inschakelen
De handbescherming (9) moet bij het inschakelen
in de basisstand staan, d.w.z. in de pijlrichting
(afbeelding 1) tegen de handgreep (8) aangedrukt
zijn.
De kettingzaag is beveiligd tegen het per ongeluk
inschakelen.
Om in te schakelen
1. de machine met de linkerhand aan de hand-
greep (8) vasthouden.
2. De machine met de rechterhand aan de
schakelhandgreep (1) vasthouden.
3. Met de duimen van de rechterhand op de
blokkeerknop (2) aan de linkerkant van de
schakelhandgreep drukken.
4. Wanneer de blokkeerknop (2) ingedrukt is aan
de drukschakelaar (3) draaien en
5. de blokkeerknop (2) loslaten.
Uitschakelen:
Om uit te schakelen de drukschakelaar (3) loslaten.
(Hierbij komt de blokkeerknop (2) terug in de
blokkeerstand.)
8.2
Het werken met de kettingzaag
Voor het begin van de werkzaamheden dient
altijd te worden nagegaan of de kettingzaag
correct functioneert. Bijzonder belangrijk zijn: een
goed gemonteerd zwaard, de juiste spanning
van de zaagketting, het functioneren van de
kettingsmering en het correct functioneren van de
kettingrem. Niet werken met een botte of versleten
zaagketting.
De gebruiker van de kettingzaag dient voordat hij
deze voor de eerste keer gebruikt te oefenen met
het doorzagen van een stam op een zaagbok of
iets dergelijks.
Het gebruikte verlengsnoer dient zo geleid te
worden dat het niet met de zaagketting in aanra-
king komt. Leg het verlengsnoer zó neer dat het
niet door takken of dergelijke wordt gegrepen.
Stammen, takken e.d. doorzagen.
Probeer nooit om een ingeklemde zaag vrij
te maken terwijl de motor loopt. Gebruik
houten wiggen om de zaagketting vrij te maken.
Kortere houtstukken voor het zagen vastklemmen.
De linkerarm dient bij het door-
zagen bijna gestrekt te zijn. De
machine zo leiden dat zich geen
lichaamsdelen buiten de voorge-
stelde lijn "X" - door het zwaard
en in de verlenging hiervan -
bevinden.
De kettingzaag met de
klauwaanslag (16)
tegen het hout
plaatsen en dan
vervolgens pas
beginnen met zagen
door de machine aan
de handgreep (8) vast te houden en de schakel-
handgreep (1) omhoog te trekken.
Wanneer één snede niet toereikend is om door het
hout te komen,
- met een lichte druk op de handgreep (8) verder
zagen; hierbij
- de machine iets naar achteren trekken,
- de klauwaanslag dieper aanzetten (de zaag
hierbij niet uit de zaagsnede halen) en
- het zagen beëindigen door de schakelhandgreep
omhoog te trekken.
De kettingzaag alleen bij een omlopende zaagket-
ting uit het hout trekken.
Om op het moment van het „doorzagen“ de volle-
dige controle te behouden, tegen het einde van de
zaagsnede de aandrukkracht reduceren, zonder
de vaste greep op de handgrepen van de ketting-
zaag te verminderen. Erop letten dat de zaagket-
8
Gebruik
17026724_1207 KT 1441.book Seite 35 Montag, 10. Dezember 2007 2:11 14