Lowara 10HM02P11T, Инструкция по установке и эксплуатации, Страница: 57 / 76

56
NL
17. Lokaliseren van storingen
In geval van storingen in de werking moet voordat men zich tot de technische dienst wendt eerst
gecontroleerd worden of de geconstateerde storing tussen de storingen die in het boekje van de
omzetter vermeld zijn staat. Voor het aanvragen van technische informatie of het bestellen van
reserveonderdelen moeten altijd het type groep en de gegevens die op het typeplaatje staan dat
op de schakelkast van de groep aangebracht is vermeld worden.
Het aantal keer knipperen van het indicatielampje moet zorgvuldig genoteerd worden voordat de
stroom uitgeschakeld wordt.
De werkzaamheden aan de groep en de pompen moeten door vakbekwaam technisch personeel
uitgevoerd worden waarbij de stroom altijd uitgeschakeld moet worden.
Storing Mogelijke oorzaak Mogelijke remedie
De elektropomp start niet.
De hoofdschakelaar is ingeschakeld.
Het groene lampje is uit. Geen spanning voorhanden.
Thermische beveiliging ingeschakeld. De spanning weer inschakelen.
De schakelaar resetten.
***= 2 x knipperen
Overbelasting van de motor De werkomstandigheden van de pomp
controleren.
De motor controleren.
***=3 x knipperen
Oververhitting van de omzetter. Controleren of niets de juiste koeling
van de omzetter belemmert.
***= 4 x knipperen
Oververhitting van de motor ( PTC). De werkomstandigheden controleren
en controleren of niets de juiste
koeling van de motor belemmert.
***= 5 x knipperen
Eventuele beveiliging tegen
drooglopen ingeschakeld. Het waterniveau controleren en de
uitwendige veiligheidsvoorzieningen
(vlotterschakelaar enz.) controleren.
***= 6 x knipperen
Druktransmitter. De druktransmitter, de betreffende
kabel en stekker controleren.
De elektropomp start niet of stopt als
de pomp reeds in werking is.
De hoofdschakelaar is ingeschakeld.
Het groene lampje is aan.
Het rode lampje is aan (*** x
knipperen).
***=7 x knipperen
Spanning onvoldoende. De elektrische leiding en de kabels
controleren.
Waterlekken uit de balkeerklep. De hydraulische installatie en de
balkeerkleppen controleren. De pomp verhoogt en verlaagt het
aantal toeren en stopt nooit zonder dat
er water getapt wordt (verbruikers
gesloten).
Het groene lampje is aan.
Het gele lampje is aan.
Het rode lampje is uit.
Membraantank onvoldoende of defect. De werkomstandigheden controleren.
De tank vervangen.
Instelling van het werkpunt niet
geschikt voor de installatie (waarde
hoger dan de opbrengst van de pomp). De druk instellen. De pomp draait op de maximum
snelheid en stopt nooit.
Druktransmitter niet aangesloten
(kraan dicht) of beschadigd. De hydraulische en elektrische
aansluiting van de druktransmitter
controleren.
Alleen de pomp functioneert.
Het groene lampje is aan.
Het gele lampje is uit.
Het rode lampje is uit. De instelling van de twee pompen
verschilt.
De kabel van de seriële lijn is
onderbroken. De druk instellen.
De aansluitkabels controleren.
De pomp start niet ook niet als er
water getapt wordt (verbruikers open)
Het groene lampje is aan.
Het gele lampje is uit.
Het rode lampje is uit. Het werkpunt is niet geschikt voor de
installatie (nulpunt). De druk instellen.
De hoofdbeveiliging (smeltveiligheden)
van de installatie schakelt in. Kortsluiting. De aansluitkabels controleren.
De aardlekbeveiliging schakelt in. Aardlekken. De aansluitkabels controleren.
Pompen draaien in de verkeerde
richting. De juiste aansluiting op de motor
herstellen door de twee draden te
verwisselen.
Afsluiters gesloten. De afsluiters openen.
Lucht in de aanzuigleiding. De lucht laten ontsnappen en de
pompen laten aanzuigen.
Hoogteverschil en/of grote
drukverliezen in aanzuiging (bijv.
bodemklep). Het hoogteverschil verminderen, de
diameter van de leidingen vergroten,
de bodemklep vervangen.
De groep brengt de gewenste druk niet
voort.
Overmatige drukverliezen op
persleidingen en/of kleppen. De lekken verminderen.