96
De pompen die een nominaal vermogen van 1,1 kW hebben worden geleverd met een uitwendige con-
densatorhouder die voorzien is van een schakelaar in de buurt van de stekker.
Alvorens werkzaamheden uit te voeren moet gecontroleerd worden of de schakelaar van de con-
densatorhouder en de schakelaar van de schakelkast open zijn.
Indien men over een signaleringssysteem wil beschikken dat erop attendeert dat het niveau van de vloei-
stof in het reservoir te hoog is (hoog niveaualarm), moet er nog een vlotterschakelaar geïnstalleerd wor-
den en een eventueel geluids- of lichtalarm. Normaal worden er elektromechanische vlotterschakelaars
toegepast (zie paragraaf 5.5). De betreffende elektrische kabel kan naast de voedingskabel van de
pomp door de dichting van de deksel gevoerd worden, anders kan ook één van de blinde gaten aan de
bovenkant van het reservoir en één van de kabelklemmen die bij het pompstation geleverd worden ge-
bruikt worden. De vlotterschakelaar moet met één van de bevestigingsbeugels die bij het pompstation
geleverd worden aan een zijkant van het reservoir bevestigd worden. Deze moet op een hoger punt ge-
plaatst worden dan de bedieningsvlotterschakelaar van de pomp. Er moet gecontroleerd worden of de
dichting goed aan de buitenkant geplaatst is om het lekken van vloeistof uit het reservoir te vermijden.
Aan het begin moet de kabel zodanig afgesteld worden dat de vrije schommellengte inclusief vlotter-
schakelaar niet meer dan 260 millimeter bedraagt. Na de eerste inbedrijfstelling kan de lengte aangepast
worden aan de werkelijke eisen van de installatie. In ieder geval moet vermeden worden dat het minimum
niveau van de vloeistof lager is dan de aanzuigopening van de pomp om te voorkomen dat de pomp lee-
gloopt. Op de Lowara schakelkast kan een geluids- of lichtalarm met zeer lage spanning aangesloten
worden.
Voor nadere informatie zie hoofdstuk 12.
6.2.3 Pompstation met twee monofase elektropompen (zonder schakelkast)
De monofase elektropompen worden met bedieningsvlotterschakelaar, motorbeveiliging en voedingska-
bel met stekker geleverd. De pompen kunnen gebruikt worden door eenvoudigweg de stekker in het
stopcontact te steken.
Er moet voor gezorgd worden dat de stekker en het betreffende stopcontact zichtbaar zijn en toeganke-
lijk zijn voor het geval het nodig is om de voeding uit te schakelen.
De vrije lengte van de vlotterschakelaar kan veranderd worden om het hoogteverschil tussen het start- en
het stopniveau te veranderen. In ieder geval moet vermeden worden dat het minimum niveau van de
vloeistof lager is dan de aanzuigopening van de pomp om te voorkomen dat de pomp leegloopt.
De elektropomp is voorzien van een thermische beveiliging die ingebouwd is in de motor (motor-
beveiliging). Er moet opgelet worden omdat de pomp plotseling weer kan starten als de wikke-
ling van de motor afgekoeld is.
De pompen die een nominaal vermogen van 1,1 kW hebben worden geleverd met een uitwendige con-
densatorhouder die voorzien is van een schakelaar in de buurt van de stekker.
Voor nadere informatie zie hoofdstuk 12.
6.2.4 Pompstation met twee monofase elektropompen (met schakelkast)
De monofase elektropompen en de bedieningsvlotterschakelaars moeten aangesloten worden op de
schakelkast. Normaal worden er elektromechanische vlotterschakelaars toegepast (zie paragraaf 5.5).
De betreffende elektrische kabel kan naast de voedingskabel van de pomp door de dichting van de dek-
sel gevoerd worden, anders kan ook één van de blinde gaten aan de bovenkant van het reservoir en één
van de kabelklemmen die bij het pompstation geleverd worden gebruikt worden. De vlotterschakelaar
moet met één van de bevestigingsbeugels die bij het pompstation geleverd worden aan een zijkant van
het reservoir bevestigd worden. Er moet gecontroleerd worden of de dichting goed aan de buitenkant
geplaatst is om het lekken van vloeistof uit het reservoir te vermijden. Aan het begin moet de kabel zoda-
nig afgesteld worden dat de vrije schommellengte inclusief vlotterschakelaar niet meer dan 260 millime-
ter bedraagt. Na de eerste inbedrijfstelling kan de lengte aangepast worden aan de werkelijke eisen van
de installatie. In ieder geval moet vermeden worden dat het minimum niveau van de vloeistof lager is dan
de aanzuigopening van de pomp om te voorkomen dat de pomp leegloopt.
nl