U
U
i
i
t
t
s
s
c
c
h
h
a
a
k
k
e
e
l
l
i
i
n
n
g
g
v
v
a
a
n
n
d
d
e
e
s
s
i
i
r
r
e
e
n
n
e
e
b
b
i
i
j
j
h
h
e
e
r
r
h
h
a
a
a
a
l
l
d
d
e
e
a
a
c
c
t
t
i
i
v
v
e
e
r
r
i
i
n
n
g
g
Wanneer het alarm driemaal achtereen door een signaal van dezelfde sensor wordt geactiveerd, zal het systeem de claxon of sirene uitlaten vanaf de
vierde activering. Vanaf dat moment zullen alleen de knipperlichten worden geactiveerd. De motor is nog steeds geblokkeerd.
P
P
a
a
n
n
i
i
e
e
k
k
f
f
u
u
n
n
c
c
t
t
i
i
e
e
Druk 10 seconden na inschakeling van het alarm op de toets SLUITEN van de afstandsbediening: de eenheid zal een alarmcyclus van 30 seconden
produceren. Om de alarmcyclus te stoppen, druk nogmaals op de toets SLUITEN van de afstandsbediening. De beschikbaarheid van deze functie hangt af
van de auto waarin het alarm geïnstalleerd is (afstandsbediening met mechanisme voor herhaald sluiten).
U
U
i
i
t
t
s
s
c
c
h
h
a
a
k
k
e
e
l
l
i
i
n
n
g
g
v
v
a
a
n
n
d
d
e
e
u
u
l
l
t
t
r
r
a
a
g
g
e
e
l
l
u
u
i
i
d
d
s
s
e
e
n
n
s
s
o
o
r
r
Druk binnen de inschakeltijd (10 seconden) van het alarm opnieuw op de toets SLUITEN van de originele afstandsbediening. Hierdoor wordt de
ultrageluidsensor uitgeschakeld, hetgeen wordt bevestigd door 3 tonen. De beschikbaarheid van deze functie hangt af van de auto waarin het alarm
geïnstalleerd is (afstandsbediening met mechanisme voor herhaald sluiten).
T
T
o
o
e
e
s
s
t
t
a
a
n
n
d
d
s
s
g
g
e
e
h
h
e
e
u
u
g
g
e
e
n
n
Wanneer het alarm aanstaat en wordt uitgezet met de mechanische sleutel of wanneer het alarm van de kabel wordt losgekoppeld, zal het de stand
waarin het zich bevond herinneren wanneer het weer wordt aangezet. Dit voorkomt elke poging tot roof.
I
I
n
n
s
s
t
t
e
e
l
l
l
l
i
i
n
n
g
g
s
s
e
e
n
n
s
s
o
o
r
r
e
e
n
n
Schoksensor
Ultrageluid
De schoksensor wordt geleverd met een
mechanisme om vals alarm te voorkomen.
Wanneer de gevoeligheid bijgeregeld moet
worden, draai de regelknop in de richting
van de klok om de gevoeligheid te
verhogen en tegen de klok in om de
gevoeligheid te verlagen.
Bijregeling schoksensor
+
_
De gevoeligheid van de ultrageluidsensor kan
worden bijgeregeld met de regelaar van de
module. Draai de regelaar in de richting van de
klok om de gevoeligheid te verhogen en tegen
de klok in om de gevoeligheid te verlagen. Let
op: een verkeerde instelling kan leiden tot vals
alarm.
Bijregeling ultrageluid
HPS 55
U
U
i
i
t
t
s
s
c
c
h
h
a
a
k
k
e
e
l
l
i
i
n
n
g
g
v
v
a
a
n
n
d
d
e
e
s
s
i
i
r
r
e
e
n
n
e
e
Met de sleutel van de auto kan men de claxon of sirene uitschakelen. Terwijl het alarm uitstaat (de centrale deurvergrendeling is open), open en sluit de
auto met de autosleutel driemaal binnen 30 seconden, en druk op de originele afstandsbediening om de auto af te sluiten. Zodoende zal de eenheid een
eventuele poging tot roof alleen met de knipperlichten signaleren.
G
G
e
e
h
h
e
e
u
u
g
g
e
e
n
n
v
v
a
a
n
n
h
h
e
e
t
t
a
a
l
l
a
a
r
r
m
m
Wanneer de centrale eenheid één of meerdere alarmoorzaken detecteert, zal het deze bij uitschakeling signaleren via de LED. Om vast te stellen wat de
oorzaak van het alarm was moet men het aantal flitsen van de LED tellen en de betekenis opzoeken in de onderstaande tabel.
Flitsen Oorzaak
Flitsen Oorzaak
1
D
EUR GEOPEND
(
GEDETECTEERD VIA
C
AN
-B
US
)
6
Schoksensor (gedetecteerd via Can-Bus)
2
C
ENTRALE DEURVERGRENDELING GEACTIVEERD
(
GEDETECTEERD VIA
C
AN
-B
US
))
7
U
LTRAGELUIDSENSOR
(
GEDETECTEERD VIA
C
AN
-B
US
)
3
M
OTORKAP GEOPEND
(
GEDETECTEERD VIA
C
AN
-B
US
)
8
E
XTRA ALARMSENSOR
(
BLAUWE INGANGSKABEL
)
4
K
OFFERRUIMTE GEOPEND
(
GEDETECTEERD VIA
C
AN
-B
US
)
9
E
XTRA ALARMSENSOR
(
BLAUW
/
RODE INGANGSKABEL
)
5
S
TARTPOGING
(
GEDETECTEERD VIA
C
AN
-B
US
)
P
P
a
a
r
r
k
k
e
e
e
e
r
r
f
f
u
u
n
n
c
c
t
t
i
i
e
e
Met deze functie wordt het alarm op stand-by gezet. Zodoende kan de auto naar een garage worden gebracht zonder de afstandbediening te hoeven
afgeven.
Parkeerfunctie aanzetten:
Met de startsleutel de deblokkeringscode invoeren
(fabrieksinstelling: 1-2-3).
Wanneer de code juist is, zal de LED op het dashboard tweemaal
oplichten.
Parkeerfunctie uitzetten:
Met de startsleutel de deblokkeringscode invoeren (fabrieksinstelling:
1-2-3).
Wanneer de code juist is, zal de LED op het dashboard tweemaal
oplichten en zullen alle systeemfuncties hersteld worden.
Om u eraan te herinneren dat de Parkeerfunctie ingeschakeld is, zal de LED op het dashboard tweemaal oplichten wanneer u de startsleutel activeert.
G
G
e
e
b
b
r
r
u
u
i
i
k
k
v
v
a
a
n
n
d
d
e
e
p
p
i
i
n
n
c
c
o
o
d
d
e
e
v
v
o
o
o
o
r
r
d
d
e
e
b
b
l
l
o
o
k
k
k
k
e
e
r
r
i
i
n
n
g
g
Deze code is nodig wanneer de afstandsbedieningen zijn verloren of wanneer het alarmsysteem gedurende lange tijd niet gebruikt is. Deze code bestaat
altijd uit drie cijfers (fabrieksinstelling: 1-2-3). Deze code moet als volgt worden ingevoerd (terwijl het alarm geactiveerd is) met behulp van de
autosleutel:
1.
Activeer en deactiveer de autosleutel zovaak als het eerste cijfer aangeeft (bijv. éénmaal voor de fabrieksinstelling).
De LED licht op terwijl men de pincode invoert, en de claxon of de sirene klinkt.
Wacht tot de LED uitgaat.
2.
Activeer en deactiveer de autosleutel zovaak als het tweede cijfer aangeeft (bijv. tweemaal voor de fabrieksinstelling).
Wacht tot de LED uitgaat.
3.
Activeer en deactiveer de autosleutel zovaak als het derde cijfer aangeeft (bijv. driemaal voor de fabrieksinstelling).
Wanneer de code correct is ingevoerd, wordt het alarmsysteem na het derde cijfer uitgeschakeld.
W
W
i
i
j
j
z
z
i
i
g
g
i
i
n
n
g
g
v
v
a
a
n
n
d
d
e
e
p
p
i
i
n
n
c
c
o
o
d
d
e
e
v
v
o
o
o
o
r
r
d
d
e
e
b
b
l
l
o
o
k
k
k
k
e
e
r
r
i
i
n
n
g
g
Men kan de pincode voor deblokkering, met fabrieksinstelling 1-2-3, volgens onderstaande procedure wijzigen, terwijl het alarm uitstaat:
1.
Voer de oorspronkelijke pincode in volgens de methode beschreven in de voorgaande paragraaf.
2.
Wacht op een korte toon ter bevestiging van het correct invoeren van de oorspronkelijke pincode.
Wacht tot de LED uitgaat.
3.
Activeer en deactiveer de autosleutel zovaak als het eerste cijfer van de nieuwe pincode aangeeft.
De LED licht op terwijl men de pincode wordt ingevoerd.
Wacht tot de LED op het dashboard uitgaat.
4.
Activeer en deactiveer de autosleutel zovaak als het tweede cijfer van de nieuwe pincode aangeeft.
Wacht tot de LED op het dashboard uitgaat.
5.
Activeer en deactiveer de autosleutel zovaak als het derde cijfer van de nieuwe pincode aangeeft.
Wacht tot de LED op het dashboard uitgaat.
HPS 841 rev. 03 - 03-2010 pag. 19 of 30
COD
:
HPS421