04/2011 - Art. Nr. 4200 1037 0000A
13
Borg-schroef
Verzegelde
schroef
Instelbout van de
gasdrukregelaar
nl
Inbedrijfstelling
Instelling compacte gaseenheid MB-DLE
Instelling startlasthoeveelheid -
snelslaginstelling
• Beschermkap
5
eraf draaien en over
180° gedraaid als regelgereedschap
gebruiken.
• Instelstift tot aan de aanslag naar min.-
stand draaien, dan in plus-stand tot
aan de middelste stand (ca. 3 halve
slagen) terugdraaien. De
startgashoeveelheid is nu ongeveer
half open.
• Om zacht opstartgedrag te bereiken
moet het gasdebiet bij het starten
worden aangepast aan de
drukverhoudingen van de
warmteproducerende uitrusting.
Instelling drukregelaar
Voor het instellen van de uitgangsdruk
zijn 60 slagen van de instelschroef
mogelijk. Drie slagen rechtsom
verhogen de druk met 1 mbar, drie
slagen linksom verlagen de druk met
dezelfde waarde.
Bij de inwerkingstelling:
• Ten minste 20 slagen rechtsom (+)
• Gasdruk na de regelaar
pBr
moet zijn:
12-15 mbar.
Instelling nominale belasting
• De borgschroef losmaken tot de
draaiknop
6
kan worden versteld. De
verzegelde bout aan de
tegenoverliggende zijde niet losdraaien.
• De hoofddoorstroomhoeveelheid door
draaien aan knop
6
naar rechts
verminderen resp. door draaien naar
links verhogen. Het totale traject voor
verandering van minimaal tot maximaal
debiet is ongeveer 4,5 slagen.
• Wanneer de instelling met succes
voltooid is, de borgschroef weer
vastschroeven.
• Gasdruk op het meetpunt
119pBr
meten
(fabrieksinstelling op pagina 11).
Verbrandingswaarden optimaliseren
Zo nodig verbrandingswaarden via
instelling van de stuwschijfstand (maat
Y
)
optimaliseren. Hierdoor kan het
startgedrag, de pulsatie en de
verbrandingswarmte worden beïnvloed. Bij
reductie van de schaalwaarde
Y
stijgt de
CO
2
-waarde, het startgedrag wordt echter
harder. Indien nodig
luchthoeveelheidwijziging door aanpassing
van luchtklepstand compenseren.
Let op: Minimaal noodzakelijke
rookgastemperatuur in acht nemen
volgens opgave van de ketelfabrikant
en overeenkomstig eisen
rookgaswegen ter voorkoming van
condensatie.
Controle van de regelbaarheid
• De brander op de nominale belasting
laten werken.
• Gasdruk op punt
119
en punt
119pBr
meten.
• De kogelkraan voor de compacte
eenheid langzaam sluiten, tot de
ingangsdruk van het gas bij
119
met
20daPa vermindert.
De gasuitgangsdruk bij
119pBr
mag
daarbij ten hoogste met 10% dalen.
Overigens moet de instelling worden
gecontroleerd en gecorrigeerd.
De installatie mag niet in bedrijf
worden genomen als de
regelbaarheid onvoldoende is.
• Kogelkraan weer openen.
Alleen voor brander VG2.200
• Indien nodig kan het startgedrag door
plaatje
4
(bij behuizing geleverd)
verbeterd worden.