04/2011 - Art. Nr. 4200 1037 0000A
10
Montage
Gasaansluiting
Elektrische aansluiting
Controles vóór de inbedrijfstelling
Algemene voorschriften voor
gasverzorging
• De aansluiting van de gasarmatuur op
het gasnet mag alleen door een
erkend vakman worden uitgevoerd.
• De diameter van de gasleiding moet
zo vormgegeven zijn dat de
voorgeschreven gasstroomdruk niet
onderschreden wordt.
• Vóór de gasarmatuur moet een
handbediende gaskraan (niet
meegeleverd) worden gemonteerd.
• In Duitsland moet volgens voorbeeld-
verbrandingsverordening bovendien
een thermisch in werking tredende
afsluiter (door de klant te installeren)
worden gebruikt.
Bij de inbedrijfstelling van de brander
wordt de installatie gelijktijdig onder
verantwoording van de installateur of
zijn zaakwaarnemer afgenomen. Alleen
hij kan waarborgen dat de installatie
overeenstemt met de normen en
voorschriften. De installateur moet
erkend zijn en de installatie op lekkages
gecontroleerd en ontlucht hebben.
Het installeren van de elektra en de
aansluitwerkzaamheden mogen
uitsluitend worden uitgevoerd door
een erkend elektricien. Hierbij dienen
de geldende voorschriften en
richtlijnen in acht te worden genomen.
Houd u stipt aan de geldende
voorschriften en richtlijnen
en aan het bij de brander
geleverd elektrische
schema!
Elektrische aansluiting
• Controleer of de netspanning eenfasig
230 V, 50 Hz is met neutraal en aarde.
Zekering op de ketel: 10 A
Elektrische stekkerverbindingen
De brander moet van het net
gescheiden kunnen worden met een
omnipolair uitschakeltoestel. De brander
en de verwarmer (ketel) worden via een
zevenpolige steker Wieland
1
(
niet
meegeleverd
) met elkaar verbonden.
De diameter van de op deze steker
aangesloten kabel moet absoluut tussen
8,3 en 11 mm liggen.
Aansluiting gasarmatuur
Aansluiting van de gasarmatuur op de
zich op de brander bevindende stekkers
(zwart op zwart, grijs op grijs) maken.
Controles vóór de inbedrijfstelling
Vóór de inbedrijfstelling moeten de
volgende punten worden gecontroleerd.
• Montage van de brander volgens de
bijgeleverde handleiding.
• Voorinstelling van de brander conform
opgave insteltabel.
• Instelling van het mengtoestel
• De warmtebron moet klaar voor
inbedrijfstelling gemonteerd zijn, de
voorschriften voor het gebruik van de
warmtebron moeten worden
opgevolgd.
• Alle elektrische aansluitingen moeten
correct uitgevoerd zijn.
• De warmtebron en het
verwarmingssysteem zijn met water
gevuld, de circulatiepompen zijn in
werking.
• De temperatuurregelaar,
drukregelaar, droogloopbeveiliging en
andere eventueel aanwezige
beveiligende
begrenzingsvoorzieningen moeten
correct aangesloten zijn en
functioneren.
• De rookgaswegen moeten vrij zijn en
de secundaire-luchtvoorziening,
indien aanwezig, moet in werking zijn.
• Voldoende toevoer van verse lucht
moet gewaarborgd zijn.
• Het verzoek om warmte moet
aanwezig zijn.
• Er moet voldoende gasdruk
beschikbaar zijn.
• De brandstofleidingen moeten
vakkundig gemonteerd en ontlucht
zijn en op lekkages gecontroleerd zijn.
• Een meetplaats volgens de normen
voor de meting van rookgas moet
aanwezig zijn, het rookgastraject tot
en met de meetplaats moet dicht zijn,
zodat de meetresultaten niet worden
vervalst door valse lucht.
Ionisatiestroommeting
Voor de meting van de ionisatiestroom,
de steker
B10
losmaken en een
multimeter met een meetbereik van 0-
100 µA aansluiten.
De ionisatiestroom moet groter zijn dan
7 µA. Het is ook mogelijk om de
ionisatiestroomsterkte te raadplegen op
het display.