NEDERLANDS
85
8.6.13 ACTIVE DRIVER M/T 2.2 (niet voor A.D. M/M 1.1 e A.D. M/T 1.0)
Instelling set point P1 functie ingang 2
Wanneer de parameter i2 is ingesteld op een waarde anders dan nul, is het via ingang 2 mogelijk één
van de twee instelbare set points te selecteren. Het eerste is SP. Het tweede is P1. Het regelbereik gaat
van 1 tot 9 bar.
8.6.14 O1: Instelling functie uitgang 1 (“alarm actief”) (uitgezonderd A.D. M/M 1.1 en A.D. M/T 1.0)
O2: Instelling functie uitgang 2 (“pomp in bedrijf”)
(uitgezonderd A.D. M/M 1.1 en A.D. M/T 1.0)
Toekenning van de parameters die functies verbinden met de digitale uitgangen OUT1; OUT2
Toekenning van de
parameters
Waarde
0
1
2
3
o1
Alle functies
gedeactiveerd. Contact
altijd open
Alle functies gedeactiveerd.
Contact altijd dicht
Bij blokkerende fouten gaat
het contact dicht
(standaard)
Bij blokkerende fouten
gaat het contact open
o2
Alle functies
gedeactiveerd. Contact
altijd open
Alle functies gedeactiveerd.
Contact altijd dicht
Wanneer de elektropomp in
bedrijf is gaat het contact
dicht (standaard)
Wanneer de elektropomp
in bedrijf is gaat het
contact open
9.
WEERGAVE VAN GEGEVENS
9.1
WEERGAVE VAN DE BELANGRIJKSTE GROOTHEDEN
(ref. Tabel nr.14 pag. 89)
Toegang via toets MODE
Vanuit de normale werkingsstatus drukt u op de toets
MODE
om de volgende grootheden weer te
geven:
Fr: weergave van de actuele rotatiefrequentie (in Hz).
UP: weergave van de druk (in bar).
C1: weergave van de fasestroom van de elektropomp (in A).
(uitgezonderd A.D. M/M 1.1 en A.D. M/T 1.0)
UE: weergave van de softwareversie van het apparaat.
9.2
WEERGAVE VAN GEGEVENS OP HET DISPLAY (ref. Tabel nr.14 pag. 89)
Toegang via toetsen SET en – per 2 seconden
Vanuit de normale werkingsstatus drukt u op de toets
SET
en
–
hierdoor wordt de functie
DISPLAY
geactiveerd, waar de volgende grootheden worden weergegeven:
(NB: om door de grootheden te bladeren drukt u op de toets MODE)
UF: weergave van de stroming
Weergave van de actuele stroming.
Parameter die alleen als referentie voor de programmering gebruikt moet worden.
ZF: Weergave nulpunt stroming
Weergave van de aflezing van de stromingsensor waarop een nulstelling is uitgevoerd (bij
uitgeschakelde elektropomp). Gedurende de normale werking zal de ACTIVE DRIVER deze parameter
gebruiken om de elektropomp uit te schakelen.
FM: Weergave van de maximale rotatiefrequentie (in Hz)
tE: Weergave van de temperatuur van de eindvermogenstrappen (in °C)
bt : weergave van de temperatuur van de elektronische kaart ( in °C )
GS: Weergave van de running status
SP = pomp in bedrijf voor drukhandhaving “SP”.
P1 = pomp in bedrijf voor drukhandhaving “P1” (ingang 2 actief).
AG = pomp in bedrijf voor “antivries” functie.
FF: Weergave fouthistorie (+ en – om door alarmen te bladeren)
Er bestaat een lijst met 16 plaatsen die de laatste 16 fouten, die zich eventueel gedurende de werking
van het systeem hebben voorgedaan, kan bevatten.
Door op de toets
–
te drukken gaat u terug in de historie tot aan de oudste aanwezige fout, met de toets
+ gaat u vooruit tot aan de meest recente aanwezige fout.
Het decimaalpunt identificeert de laatste fout die zich heeft voorgedaan, in tijdsvolgorde.
De fouthistorie bevat maximaal 16 plaatsen. Iedere nieuwe fout wordt ingevoerd op de plaats van de
meest recente fout (decimaalpunt). Voor iedere fout na de zestiende fout wordt de oudste fout op de lijst
gewist.De fouthistorie wordt nooit gewist, maar alleen bijgewerkt op het moment dat er zich nieuwe
fouten voordoen.Noch bij een handmatige reset, noch bij uitschakeling van het apparaat wordt de
fouthistorie gewist.
Содержание ACTIVE DRIVER M/M 1.1
Страница 202: ...197 13 6 13 7 ACTIVE DRIVER bL 10 6 24 24 30 bP 10 LP 220 20 10 HP Ot 70 C OC 10 6 oF 10 6 oF ot 45 C 10 10 C oF...
Страница 241: ......
Страница 242: ......
Страница 243: ......