Pagina 28 / 48
NC, NCD Rev. 2 - Bedieningsvoorschrift
NL
Het verpakkingsmateriaal moet, nadat de machine
uitgepakt is, afgevoerd en/of hergebruikt worden volgens
de geldende normen van het land waarvoor het apparaat
bestemd is.
6.4. Installatie pompen
Zorg er vóór aansluiting voor dat de binnenzijden van de
leidingen schoon zijn.
Monteer de pomp in een eenvoudig toegankelijke positie
om de inspectie, ontmanteling, controle op vrije rotatie
van de as en het ontluchten van de pomp eenvoudig uit
te kunnen voeren.
Om aftappen en hervullen van het hele leidingsysteem te
voorkomen bij het ontmantelen van de pomp, wordt het
aanbevolen om kleppen aan te brengen op de zuig- en
drukzijden.
De pomp moet geïnstalleerd worden met de as in hori-
zontale positie (fig. 1).
LET OP: Zorg voor goede ondersteuning van het lei-
dingwerk en zorg ervoor dat de pomp niet onder mecha-
nische spanning in het leidingwerk gemonteerd zit.
Het is tijdens de installatiefase vereist om de water-
stroomrichting te volgen zoals deze aangegeven is door
de pijl op de pompbehuizing, ziea (fig. 2 - POS. 1).
Correcte montageposities:
6.4.1. Pompisolatie in de systemen voor afkoeling /
klimaatregeling
In het geval van installatie in systemen voor verkoeling
en airconditioning is het noodzakelijk om het pompli-
chaam te isoleren.
LET OP! Het pomplichaam moet geïsoleerd
worden tot aan de spleet tussen motor en
pomplichaam. De openingen voor het verwijderen
van de condens moeten vrij zijn en toestaan dat de stator
loskomt uit zijn plek.
Die
uitgangen
moeten
vrij
blijven
in
de
verwarmingssystemen wanneer alleen de isolatie van
uitsluitend het pomplichaam wordt uitgevoerd (figuur 2, 3
POS 15).
6.5. Elektrische aansluiting
De elektrische aansluiting moet uitgevoerd worden
door een gekwalificeerd elektriciën overeenkomstig
de plaatselijke verordeningen.
Volg alle veiligheidsinstructies.
De pompset dient op een juiste wijze geaard te zijn.
Verbind de aarde in de aansluitdoos met een gemerkt teken
.
De motor wordt elektronisch beschermd. De motor is uitge-
rust met een thermische probe die de motor stopzet in het
geval van oververhitting.
Vergelijk de frequentie en voltage met de waarden op het
typeplaatje en sluit de fasen aan overeenkomstig het sche-
ma in de aansluitdoos.
Alvorens de verbinding uit te voeren moet het bovendek-
sel worden losgedraaid (fig. 2 - POS. 2).
Installeer een
schakelaar waarbij elke fase
van de toe-
voer uitgeschakeld kan worden. De opening tussen de
contacten dient minimaal 3 mm te zijn.
Alle kabels moeten dusdanig worden aangebracht dat ze in
geen geval de buizen en/of het circulatorlichaam raken.
7 INSCHAKELEN EN GEBRUIK
7.1 Controles alvorens in te schakelen
Het apparaat mag niet ingeschakeld worden wanneer er
beschadigde onderdelen zijn.
7.2 Eerste inschakeling
Het circuit ontluchten. Ga als volgt te werk voor het
verwijderen van de lucht die in de pomp is achtergeble-
ven:
- sluit de aanzuigingschuif;
- draai de ontluchtingsdop los (fig. 1 - POS. 5) en contro-
leer dat er water ontsnapt uit het ventilatiegat.
- draai de dop weer vast en zet de aanzuigingschuif weer
open.
Risico op brandwonden. Door de hoge
temperatuur van de vloeistof kunnen de
pompbehuizing en de motor temperaturen
bereiken van meer dan 50°C.
OFF
OFF
2
3
2
3
2
3
4
IST ND_NCD 02_2016_MXS 11_03con gall 29/03/16 09:49 Pagina 28