7
NL
STORING
OORZAAK
OPLOSSING
•
Stroomtoevoer controleren.
•
•
Zekering controleren of vervangen.
• Kabelbreuk.
• Electrische aansluiting controleren. ( contacten )
• Bedieningschakelaar staat niet goed.
• Schakelaar controleren.
• Instelling thermostaat controleren.
•
• Thermostaat vervangen.
• Brander storing,Thermostaat L2 onderbroken.
Thermisch relais ventilator onderbroken.
•
•
• Herstelknop indrukken.
•
• Knop branderautomaat indrukken
••
•
• Thermostaat L2 (knop (6) indrukken.
•
• Thermische relais ventilator (knop 11) drukken.
• Brandstof toevoer controleren.
• Controleren of er voldoende uitblaas mogelijk-
heden zijn. ( blokkades )
•
• Uitblaaskleppen goed openen. Aanzuig van de
van de ventilator moet voldoende zijn.
Vuil van schoepen verwijderen.
•
•
• Controleren als eerder aangegeven.
• Als dit niet de oplossing is contact opnemen
met de leverancier.
•
•
• Heteluchtkachel met axiaal ventilator:
Aanzuig hindernissen verwijderen.
En de lengte van de uitblaaskanalen beperken.
•
•
•
•
•
• Heteluchtkachels met centrifugaal ventilator:
V snaren controleren ( Bijstellen of vervangen )
Uitblaaskanaal controleren.
•
•
•
•
• Ventilator motor controleren, stroom toevoer
op het type plaatje controleren.
•
• DE BRANDER KOMT IN WERKING MAAR GAAT
NIET BRANDEN, CONTROLE LAMP GAAT AAN.
•
•
• Onregelmatige verbranding.
• Resetknop indrukken,olietoevoer controleren,
Olieverstuiver vervangen, Ontstekking contro-
leren ontstekkingpennen vervangen.
Leverancier bellen.
•
•
•
• Zekering controleren of vervangen.
• Electrische toevoer controleren.
• Defecte thermostaat F.
• Thermostaat controleren of vervangen.
•
• Motor wikkeling defect.
• Motor vervangen. Of wikkelen.
• Motor condensator defect (mod. “M”)
• Condensator vervangen.
• Lager motor zit vast.
• Lagers vervangen.
• Ventilator waaier blokkeerd. ( vuil )
•
• vuil verwijderen.
• Te weinig lucht aanvoer.
• Zorgen voor voldoende lucht toevoer.
•
• TE WEINIG WARMTE.
• Te weinig warmte afgifte.
. Technische dient bellen.
• Geen stroom
• Ruimte thermostaat staat niet goed.
•
• THERMOSTAAT L1 ( LAMP 9 )
•
GAAT AAN EN DAARNA GAAT LAMP UIT.
• Oververhitting branderkamer.
•
• LUCHTVERHITTER SCHAKELT NIET AAN.
• Oververhitting branderkamer.
•
• THERMOSTAAT L2 IS INGESCHAKELD
•
( LAMP 9 GAAT AAN )
• BRANDER PULSEERT.
• VENTILATOR SCHAKELT NIET AAN.
• Geen stroom.
• THERMISCH RELAIS RM ( LAMP 10 ) GAAT AAN
•
• Ventilator motor neemt te veel stroom op,
•
STORINGEN EN EVENTUELE OPLOSSINGEN