319
DE
EN
FR
IT
NL
0478 131 9937 B - NL
Maaivlak (A) en maaivlak (B) zijn via een
doorgang (1) met elkaar verbonden.
Links en rechts naast de toegang tot de
doorgang moeten twee zoeklussen (2) in
een hoek van 90° ten opzichte van de
begrenzingsdraad worden geïnstalleerd,
en wel altijd in het gedeelte van het
maaivlak dat alleen via een doorgang kan
worden bereikt.
Minimumafstand tot de toegang tot de
doorgang:
2 m
Installatie van een zoeklus:
Zoeklussen mogen niet in de buurt van
hoeken en doorgangen worden
geïnstalleerd.
Minimumafstand tot hoeken en
doorgangen:
2 m
Installeer de zoeklus zoals afgebeeld in
het gazon. De begrenzingsdraad (1) moet
aan de rand
A
met twee
bevestigingspennen op de bodem worden
bevestigd. De draden mogen elkaar niet
kruisen.
Minimumlengte:
100 cm
Breedte:
1 cm
●
Maak de zoeklus met voldoende
bevestigingspennen aan de bodem
vast.
12.11 Precies langs randen maaien
Minimale breedte van de stenen:
Leg de begrenzingsdraad op de juiste
afstand van de hindernis (bijvoorbeeld een
muur). Leg stenen langs de muur om
ervoor te zorgen dat de rand van het
gazon volledig wordt gemaaid.
Minimale breedte:
20 cm
Als bredere stenen worden gelegd, wordt
de rand van het gazon nog preciezer
gemaaid.
12.12 Afhellend terrein in het maaivlak
Om ervoor te zorgen dat de robotmaaier in
een afhellend gedeelte van het maaivlak
(helling tot 15°) automatisch en zonder
storingen kan maaien, moet bij de
installatie van de begrenzingsdraad op de
helling een minimumafstand tot de rand
van het terrein worden aangehouden.
Als meerdere doorgangen achter
elkaar zijn geïnstalleerd, moeten in
elk betreffend maaivlak zoeklussen
worden geïnstalleerd.
Bij een verplaatsing van 6 cm
ontstaat langs hoge hindernissen
een tot 20 cm brede strook met
ongemaaid gras. Zo nodig kunnen
stenen om hoge hindernissen
worden gelegd.
Leg de begrenzingsdraad rondom
buitenhoeken verder van de
stenen. (
Gebruik indien nodig bredere
stenen.
