33
Veiligheidsinstructies
In dit toestel zijn componenten ingebouwd, die een
vonk- of lichtboog kunnen veroorzaken!
De aansluiting van het stroomnet op het toestel moet in over-
eenstemming met de geldige nationale installatievoorschriften
uitgevoerd worden.
De montage en de aansluiting van elektrische apparaten moet
in principe door geschoold personeel uitgevoerd worden!
Zorg er voor, dat de stroomtoevoer afgekoppeld is! Stekker
uittrekken!
Gebruik voor de aansluiting van het toestel alleen de meegele-
verde delen alsook de voorgeschreven leidingdoorsneden en
zekeringen!
Gebruik alleen geschikt en onberispelijk gereedschap.
Sluit het toestel alleen conform het meegeleverde installatie-
schema aan!
Opstellen
De onderdelen (toebehoren) die zich in het verpakkingskarton
bevinden uitpakken en op volledigheid controleren:
1 gebruiksaanwijzing en montagevoorschriften
1 aansluitkabel 230 V, 1 m
2 maxizekeringen 40 A met klem voor zekeringhouder
1 vlaksteekzekering 2 A met klem voor zekeringhouder
4 bevestigingsschroeven
4 onderlegplaatjes
4 kabelschoenen
Het toestel moet tegen vochtigheid en nattigheid beschermd
worden opgesteld. De opstellingsplaats moet schoon, droog
en goed geventileerd zijn. Bij de werking kan de behuizing tot
ca. 75 °C opwarmen. Houd daarom een minimumafstand van
100 mm aan en zorg ervoor dat de ventilatiesleuven niet afge-
dekt worden.
De ruimte die voor het toestel ter beschikking gesteld wordt,
mag de onderstaande afmetingen niet onderschrijden, omdat de
minimumafstand van rondom 100 mm gevrijwaard moet zijn.
Lengte: 502 mm / Breedte: 373 mm / Hoogte: 210 mm
De inbouwruimte voor het toestel moet bovenaan en zijde-
lings van ventilatieopeningen voorzien zijn, die een totale ope-
ning van 100 cm² opleveren.
Batterijen met vloeibaar elektrolyt moeten in een afzonderlijke
box met een ventilatie naar buiten opgesteld worden. Een
afzonderlijke box is bij gel- en AGM-batterijen niet nodig. De
installatievoorschriften van de batterijfabrikant in acht nemen.
Het toestel met de vier meegeleverde bevestigingsschroeven
veilig bevestigen. De poten van het apparaat kunnen 90° ge-
draaid worden. Hiervoor moeten de schroeven aan de poten
gelost worden. Daarna kunnen de poten gedraaid en weer
vastgeschroefd worden.
Zorg ervoor, dat de ventilatiesleuven vrij blijven! De
minimumafstand moet rondom 100 mm bedragen!
Onvoldoende ventilatie kan oververhitting van het toestel
veroorzaken!
Het toestel is geconcipieerd voor een werking in een om-
gevingstemperatuur tot 35 °C. Indien de temperatuur in het
toestel door gebrekkige luchtcirculatie of te hoge omgevings-
temperatuur stijgt, dan wordt de laadstroom automatisch
trapsgewijs gereduceerd.
Gebruik van de kooitrekveerklemmen
Bereid de aansluitkabels voor. Het kabeluiteinde voor de aan-
sluitingen B+ en D+ (kleine kooitrekveerklemmen) moet op
8 – 9 mm afgestript zijn. De kabeluiteinden voor de accuaan-
sluitingen (grote kooitrekveerklemmen) moeten 11 – 12 mm
ontmanteld zijn. Adereindhulzen zijn niet noodzakelijk.
De trekveerklem kan met behulp van een passende sleuf-
schroevendraaier geopend worden.
Leid hiervoor de sleufschroevendraaier in de bovenste, vier-
kante opening en druk de trekveerklem open. Het klemgedeel-
te in de bovenste ronde opening zwenkt daarbij open.
Leid de kabel tot bij de isolatie in de kooitrekveerklem (boven-
ste ronde opening) en trek de sleufschroevendraaier uit. De
trekveerklem sluit weer en de kabel is veilig bevestigd.
Herhaal deze procedure voor alle aansluitingen:
B+, D+, + Battery I, + Battery II, - Battery I, - Battery II.
Zorg ervoor, dat de kabeluiteinden stevig in de kooitrekveer-
klemmen bevestigd zijn!
Aansluiting
Voor het aansluiten of onderbreken van leidingen
moeten de toevoerleidingen van accu en stroomnet
losgekoppeld worden! Gebruik uitsluitend de voorgeschreven
leidingdoorsneden en zekeringsterktes!
Lengtes en doorsneden van leidingen
Stroomcircuit
Leidings-
lengte
Leidings-
doosnede
Plus
Laadstroomleiding rood
tot 3
m
meer dan 3 m
10
mm²
16
mm²
Min
Laadstroomleiding blauw
Meetdraad B+ rood
tot 10
m
0,75
mm²
Meetdraad D+ bruin
Aansluiting batterijen
Verbind het laadtoestel volgens het aansluitschema (afb. 3)
met de toevoerbatterij (batterij II). Let op de leidingdoorsneden
en de correcte aansluiting van de polen!
De min-laadstroomleiding voor batterij II (blauw 10 mm²)
aan de minuitgang op het toestel en de minpool van batterij
II aansluiten.
De plus-laadstroomleiding voor batterij II (rood 10 mm²) aan
de plusuitgang voor batterij II op het toestel en de pluspool
van batterij II aansluiten. Deze leiding moet
absoluut
, dicht
bij de pluspool van batterij II, met de bijgeleverde 40 A
maxizekering beveiligd worden!
Meetleiding (rood 0,75 mm²) aan de B+ ingang op het toe-
stel en de pluspool van batterij II aansluiten. Deze leiding
moet
absoluut,
dicht bij de pluspool van batterij II, met de
bijgeleverde 2 A vlaksteekzekering beveiligd worden!
Verbind het laadtoestel volgens het aansluitschema (afb. 3)
met de starterbatterij (batterij I). Let op de leidingdoorsneden
en de correcte aansluiting van de polen.
De min-laadstroomleiding voor batterij II (blauw 10 mm²)
aan de minuitgang op het toestel en de minpool van batte-
rij I aansluiten.
De plus-laadstroomleiding voor batterij I (rood 10 mm²) aan
de plusuitgang voor batterij II op het toestel en de pluspool
van batterij I aansluiten. Deze leiding moet
absoluut,
dicht
bij de pluspool van batterij I, met de bijgeleverde 40 A maxi-
zekering beveiligd worden!
–
–
–
–
–
Inbouwhandleiding
Summary of Contents for BC 630 IU
Page 55: ...Battery Charger BC 630 IU ...