45
9. Detectie en plaatsbepaling van verborgen liggende
objecten
a) Detectiemodus instellen
•
Afhankelijk van het type materiaal dat dient te worden opgespoord, moet u eerst de juiste detectiemodus instellen.
•
Om de detectie van hout in te schakelen, drukt u op de detectieknop hout (2). In het bovenste gedeelte van het
display verschijnt de indicator voor de detectiemodus hout (jaarringen) (D). Om van de detectie van hout over te
schakelen naar de detectie van wisselspanning, drukt u één keer op de knop metaal/wisselspanning (1). Op het
display verschijnt de indicator voor de detectiemodus wisselspanning (bliksemschicht) (E).
•
Om van de detectie van wisselspanning over te schakelen naar de detectie van metaal, drukt u nog een keer op
de knop metaal/wisselspanning. De indicator voor de detectiemodus metaal (I-profiel) (F) verschijnt op het display.
b) Werkwijze bij de plaatsbepaling.
De multidetector kan vanwege zijn constructie niet garanderen dat verborgen liggende objecten altijd worden
gedetecteerd. Controleer om gevaren grotendeels uit te sluiten daarom vóór het boren, zagen of frezen in wanden,
plafonds of vloeren ook altijd andere bronnen van informatie, zoals bouwtekeningen, foto's uit de bouwfase en
dergelijke. Een exacte plaatsbepaling kan door verschillende omgevingsinvloeden worden verhinderd of vertekend.
Het kan daarbij gaan om magneten, vocht, metalen bouwmaterialen, metaalfolie op isolatiemateriaal of geleidend
behang met metaalpigment.
•
Plaats de multidetector zo dicht mogelijk op het te onderzoeken oppervlak en beweeg hem langzaam
in de richting van de x- en y-as.
•
Als de groene LED (5) brandt, is het onder/achter de sensor (9) gelegen detectiebereik vrij van
detecteerbare objecten.
•
Als de sensor van de multidetector een object nadert, slaat de balkindicator (H) meer uit, en als deze
zich van het object verwijdert, slaat de indicator minder uit. Boven het midden van een object slaat
de balkindicator maximaal uit. De rode LED (7) gaat branden en er klinkt een pieptoon. Als het te
detecteren object zich onder de sensor bevindt, brandt ook de positie-indicator (A).
•
Markeer de positie van het verborgen object lichtjes met een potlood, of bij gladde oppervlakken met
een viltstift. Door afzonderlijke punten meerdere keren te detecteren en te markeren kunt u zo nodig
bij benadering de randen van het verborgen object bepalen.
Elektromagnetische straling in de nabije omgeving, bijvoorbeeld van wi-fi, mobiele telefoons, radar,
zendmasten of microgolven, kan de plaatsbepaling door de multidetector beïnvloeden. Schakel de
bronnen ervan indien mogelijk uit wanneer u het apparaat gebruikt.
Metalen objecten opsporen
•
Zet de multidetector op de detectie van metaal, zoals beschreven in de paragraaf "a) Detectiemodus instellen".
De groene LED gaat branden.
•
Plaats de multidetector op het te onderzoeken oppervlak (muur, vloer, plafond) en zoek naar het metalen object,
zoals beschreven in de paragraaf "b) Werkwijze bij de plaatsbepaling". De rode LED (7) gaat knipperen zodra er
een detecteerbaar object in de buurt is.