20
GEBRUIK
een vrije val wordt verhinderd.
B. In een terughoudsysteem conform EN 363:
Het verbindingsmiddel voorkomt, dat de ge-
bruiker een positie bereikt, van waaruit hij kan
neerstorten
C. In een opvangsysteem conform EN 363:
Het verbindingsmiddel vangt de gebruiker in
het geval van neerstorten op. In dit geval moet
echter een extra valdemper worden gebruikt en
het verbindingsmiddel met de valdemper aan
een ophangoog van een opvanggordel worden
bevestigd.
Maximale lengte incl. verbindingselementen en
valdemper: 2,0m
WAARSCHUWING:
�
neem de benodigde vrije ruimte onder de
gebruiker in acht
�
Touw op spanning houden
�
twee afzonderlijke verbindingsmiddelen met elk
een valdemper mogen niet naast elkaar worden
gebruikt (d.w.z. parallel worden gerangschikt)
�
het vrije uiteinde van een tweestrengs
verbindingsmiddel in combinatie met een val-
demper mag niet aan riemen (aan een opvang- of
bevestigingsoog) worden bevestigd (mogelijke
overbrugging van de valdemper wat potentiële -
gevaren veroorzaakt)
Maximale nominale last:
130 kg
(= maximaal gewicht van de gebruiker incl. ge-
reedschap en uitrusting)
LET OP:
bij het gebruik van een opvangsysteem
dienen onder alle omstandigheden de respectieve-
lijke aanwijzingen van de fabrikant van de gebruikte
producten in acht genomen te worden!
Het maken van een verbinding tussen dit verbin-
dingsmiddel en andere componenten van en perso-
onlijk valbeveiligingssysteem conform EN 363 en kan
op de volgende manier worden gemaakt:
Voor de toepassingen A en B:
Bevestiging van het verbindingsmiddel met een
bevestigingsgordel:
1. Verbindingsmiddel of met behulp van een
ankersteek
(afb. 2, bladzijde 10)
of
2. met behulp van een verbindingselement (conform
EN 362) aan een bevestigingsoog bevestigen
(afb. 3, bladzijde 10).
3. Vervolgens wordt het losse einde van het verbin-
dingsmiddel om het bevestigingspunt gevoerd
en met een verbindingselement (volgens EN 362)
verbonden óf met nog een houdring aan de
gordel als arbeidsplaatpositionering óf
4. met een bevestigingspunt (volgens EN 795;
afb.
2/3, bladzijde 10
) als terughoudsysteem.
Voor het gebruik C:
Bevestiging van het verbindingsmiddel aan een
opvanggordel:
1. Aan het verbindingsmiddel wordt met behulp
van een verbindingselement (conform EN 362)
een valdemper (conform EN 355) bevestigd.
2. Het verbindingsmiddel wordt nu met de valdem-
per aan een opvangoog van de op opvanggordel
door middel van een verbindingselement
(conform EN 362) - verbonden en het andere,
vrije uiteinde van het verbindingsmiddel aan het
bevestigingspunt (conform EN 795) bevestigd.
Tijdens het gebruik moeten de bevestiging en/of
insteldelen regelmatig gecontroleerd worden.
Lengteinstelling van het verbindingsmiddel (wanneer
voorhanden):
In onbelaste toestand kan de lengte van het verbin-
dingsmiddel door het verschuiven van de wrijvings-
gesp veranderd worden
(afb. 4, bladzijde 10)
- Let
op: de lengte niet instellen op plaatsen waar gevaar
voor vallen bestaat.
Bij alle soorten van gebruik er op letten dat de
verbindingselementen (karabijnhaak volgens EN
362) correct gesloten en vergrendeld is
(afb. 5,
bladzijde 11)
en niet aan ontoelaatbare belastingen
(bijv. belastingen in dwarse richting, belastingen over
randen, ...) blootgesteld zijn die de breukkracht van
de karabijnhaak aanmerkelijk verminderen kunnen
(symbolische afbeeldingen, afb. 6 + 7 bladzijde
11)
.
2. Zo kiest u een bevestigingspunt:
Het bevestigingspunt (bevestigingsinrichting) voor
de persoonlijke valbeveiligingsuitrusting moet
volgens EN 795 een kracht van 12 kN te weersta-
an resp. aan de eisen volgens de handleiding van
het gebruikte valbeveiligingssysteem voldoen. Het
bevestigingspunt dient zich altijd boven de gebruiker
te bevinden.
De verbinding tussen gordel en bevestigingspunt
moet volgens de norm voor het betreffende gebruik-
passend en gecontroleerd zijn:
Summary of Contents for VBM SEIL 14MM
Page 71: ...71 NOTES...
