114
De windgevoeligheid instellen
6.1.2. De windgevoeligheid wijzigen
De onder 6.1.1. beschreven sequentie met de OMLAAG-knop uitvoeren. De aandrijving
bevestigd dat de afstelmodus is geactiveerd door de luifel kort omhoog en omlaag te bewe-
gen en blijft dan ongeveer vijf seconden in deze afstelmodus. Dan de OMLAAG-knop meerde-
re keren achter elkaar (steeds korter dan 1 seconde) indrukken. Het aantal keren dat de knop
werd ingedrukt komt overeen met de ingestelde windgevoeligheid. Elke korte druk op de
OMLAAG-knop wordt gesignaleerd door een tik van de motor (in richting OMHOOG).
Voorbeeld: als binnen de ingestelde insteltijd de OMLAAG-knop een keer wordt ingedrukt,
wordt de windgevoeligheid op de waarde 1 ingesteld. Als de OMLAAG-knop drie keer wordt
ingedrukt, wordt de windgevoeligheid op de waarde 3 ingesteld. Als de OMLAAG-knop vijf of
meer keer wordt ingedrukt, wordt de windgevoeligheid op de (hoogste) waarde 5 ingesteld.
Na vijf seconden nadat de OMLAAG-knop voor het laatst werd ingedrukt wordt de nieuw
ingestelde windgevoeligheid in de aandrijving opgeslagen en beweegt de aandrijving de luifel
een of meerdere keren even omhoog (zie 6.1.1.). Het aantal keren dat de luifel OMHOOG
bewogen wordt komt overeen met de ingestelde windgevoeligheid. De waarde voor de wind-
gevoeligheid kan worden ingesteld tussen 1 en 5.
6.1.3. De windgevoeligheid permanent uitschakelen
De afstelmodus in de aandrijving zoals beschreven onder 6.1.1. activeren. Nadat de aandrij-
ving met een korte beweging omhoog heeft bevestigd dat de afstelmodus is geactiveerd
onmiddellijk de OMLAAG-knop vijf seconden ingedrukt houden. De aandrijving beweegt de
luifel dan ongeveer drie seconden lang OMHOOG. De windgevoeligheid is dan gedeactiveerd.
Opmerking: met deze afstelling is de luifel niet meer beschermd tegen windinvloeden!
Opmerking: de windgevoeligheid kan opnieuw worden geactiveerd door een windgevoelig-
heidsniveau tussen 1 en 5 in te stellen (zie 6.1.2.).