18
Gevaar Waarschuwingen:
Gebruik nooit elektrische apparaten om uw apparaat te , ontdoo-
ien zoals een haardroger, ventilator kachel, ontvochtigers, de-
icing sprays of iets met een open vlam.
De plastic binnenzijde van uw apparaat kan smelten en de
ontsnappende gas of schuim kan ontsteken door vonken of door
een open vlam In geen geval mag een stoom reinigingsapparaat
gebruikt worden om het ijs in het toestel te ontdooiing (groot
risico van een elektrische schok)
Ga als volgt te werk bij het ontdooien van uw apparaat
1 Maak gebruik van een container.
2 Zorg ervoor dat u de stekker uit het stopcontact doet.
3 Droog uw handen grondig om beschadiging van uw huid
door het contact met ijs te voorkomen
4 Verwijder al het bevroren voedsel uit de vriezer en wikkel
dit in bv kranten en plaatst dit in een container die u op een
koele en droge ruimte plaatst
5 Bedek de container met een dikke deken.
6 Verwijder de laden door deze tot de uiterste stand uit te
trekken en dan lichtjes op te tillen.
7 Zoals eerder beschreven, schraap de dikste ijs voorzichtig uit
de diepvries en leg het in de gootsteen.
8 Als uw toestel is uitgerust met een dooiwater afvoer aan
de onderkant, plaats dan een kom om het dooiwater op te
vangen.
9 Indien nodig, kunt u het ontdooien versnellen door een
grote kom warm water op de bodem van het apparaat te
plaatsen en dan de deur te sluiten.
10 Als uw apparaat niet uitgerust is met een dooiwater afvoer,
plaats dan een absorberend doekje onder de voorkant van
het apparaat en veeg het dooiwater met een spons op.
11 Reinig de binnenkant grondig, maak het schoon met warm
water en een beetje azijn en spoel het uit met helder water.
12 Droog het grondig met een zachte doek en lucht het voor
3-4 minuten.
13 Sluit de deur en sluit het apparaat weer aan
14 Stel de thermostaatknop in op de maximale instelling.
15 Nu vult u de laden met het bevroren voedsel, de oudste
items bovenin.
Om te voorkomen dat de diepvriesproducten ontdooien,
dient u de hierboven beschreven stappen maximaal binnen
twee uur uit te voeren.
Gebruik van de koelkast
Aan/uit schakelen en temperatuur instellen
Wanneer het apparaat is aangesloten, dan aanchakelen en ver-
volgens kunt u de temperatuur instellen naar behoefte.
Temperatuur instellingen:
Draai thermostaat naar links Laagste instelling = lichte koeling
Draai thermostaat naar recht op hoogste instelling = laagste
temperatuur (koudste stand). De temperatuur moet worden in-
gesteld op grond van:
Kamertemperatuur
• Hoeveelheid opgeslagen levensmiddelen
• Hoe vaak het apparaat geopend wordt
Wij raden een mediuminstelling aan. U zult snel, leren via obser-
vatie, wat de meest geschikte instelling voor u is.
Binnenverlichting:
Deze modellen zijn uitgerust met binnenverlichting, er is een
schakelaar ingebouwd Als de koelkastdeur geopend wordt, gaat
het licht automatisch aan en gaat automatisch uit wanneer de
deur gesloten wordt. De gloeilamp wordt beschermd door een
transparant deksel. Bij vervanging moet dit max. 15W zijn.
Wanneer u de lamp vervangt, volg dan de aanwijzingen op het
afzonderlijk blad of de illustratie op de laatste pagina van deze
gebruikersaanwijzing.
Vervangen van de gloeilamp:
Gebruik nooit een sterkere lamp dan hierboven aangegeven. De
spanning van de lamp moet overeen komen met de gegevens
vermeld op het typeplaatje van uw apparaat.
• Haal de stekker uit de wandcontactdoos.
• Verwijder de transparante lamp cover
• Verwijder de oude lamp door het los te draaien en schroef
de nieuwe lamp erin.
• Monteer de lamp cover weer op zijn plaats.
Temperatuurbereik:
Dankzij de natuurlijke luchtcirculatie in de koelkast is er een scala
van verschillende temperaturen die geschikt zijn voor de opslag
van verschillende voedingsmiddelen. De koudste gebieden zijn
direct boven de groentelade, in het laagste deel van de koelkast
en tegen de achterwand, het warmste gedeelte is in het voorste
bovenste deel.
Plaats de levensmiddelen volgens de onderstaande tabel en niet
te dicht op elkaar zodat de lucht vrij kan circuleren.
Opslaan van voedsel in de koelkast (van boven naar beneden)
Deur opbergvakken
a Boter, kaas
b eieren
c Kleine potten of flessen, blikken, kruiderijen
d Grotere flessen, blikjes
Koelkast compartiment (rekken en groentelade)
a Conserven
b Gebak en gekookt voedsel
c Zuivel / vlees en worst
d groenten, fruit en salade
• Levensmiddelen die, lichte geur of smaak afgeven, evenals
vloeistoffen, moeten altijd bewaard worden in gesloten
containers of in de bijgeleverde verpakkingen.
