2.2. BEVEILIG HET WERK
Gebruik klemmen of een bankschroef om het
werkstuk vast te houden. Het is veiliger dan uw
handen te gebruiken en houdt de beide handen
vrij om het gereedschap te bedienen.
2.3. VERMIJD EEN ONOPZETTELIJKE START
Draag het gereedschap niet met een vinger op
de schakelaar.
2.4. EXTRA VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
VOOR DRAADLOZE GEREEDSCHAPPEN
Veiligheid is een combinatie van gezond ver-
stand van de operator en alertheid op elk ogen-
blik dat het gereedschap wordt gebruikt.
2.5. VERWIJDEREN VAN DE BATTERIJ
Zorg ervoor dat de batterij op veilige wijze wordt
verwijderd zoals aanbevolen door de fabrikant.
2.6. GEZONDHEID EN VEILIGHEID VOOR
BATTERIJEN
Algemeen: plaats niet in vuur, of vernietig niet –
de cellen kunnen openbarsten en giftige stoffen
vrijlaten. Laat de cellen niet kortsluiten gezien dit
brandwonden kan veroorzaken.
2.7. ONDERHOUD
De boor of lader vereisen geen speciaal onder-
houd. Bewaar de boor en lader op een droge
plaats waar ze niet worden blootgesteld aan
vorst of
direct zonnelicht.
3. HET GEREEDSCHAP BEDIENEN
De batterij opladen
Uw gereedschap wordt enkel gedeeltelijk gela-
den geleverd en moet voor gebruik volledig wor-
den geladen, we bevelen aan om de batterij de
eerste keer gedurende 12 uur op te laden.
Verwijder de batterij van het gereedschap en pla-
ats in de lader. Plug de lader in een stopcontact
van 230 volt. Het rode en groene lampje zullen
branden om aan te geven dat het laden bezig is,
na een oplaadtijd van ongeveer vijf uur, zal het
rode lampje uitgaan en enkel het groene lampje
blijven branden om aan te geven dat de batterij
volledig opgeladen is.
VERVANGEN VAN DE ACCU
- Druk op de ontkoppelknoppen (6) en trek de
lege accu tegelijkertijd omlaag totdat hij er hele-
maal
uit is;
- doe de nieuwe accu erin waarbij u erop moet
letten dat de spanning overeenstemt met de wer-
kingsspanning van de machine en dat de rand
op de accu precies in de gleuf in de handgreep
valt.
4. BESCHERMING TEGEN OVERBELASTING
Wanneer de stroom te laag is of er een overbela-
sting is, zal de boor stoppen met draaien. De
boor kan draaien wanneer de stroom hoog is of
de belasting laag is.
Plaatsen van de batterij
5. DE RICHTING WIJZIGEN VAN DE ROTATIE
Stel de richting de rotatiehefboom in op F (voor-
waarts) en R (achterwaarts) Merk op dat de
richting van de rotatiehefboom vergrendeld is
wanneer de aan-uit schakelaar geactiveerd is.
De achterwaartse of tegen de klok in richting
maakt een toepassing mogelijk voor taken zoals
het losdraaien of verwijderen van schroeven.
OPMERKING: Wijzig de richting niet van de rota-
tie wanneer de boor draait.
5.1. ZELFVERGRENDELENDE AANDRIJVING
Met de Zelfvergrendelende aandrijving op uw
gereedschap kunt u schroefbits en tappen mak-
kelijk monteren, verwijderen en vastzetten. Aan
27