78
k) Rijden stoppen
Om het rijden te stoppen, gaat u als volgt te werk:
• Laat het voertuig uitlopen.
• Als het voertuig stilstaat, neemt u de carrosserie er af en zet u het voertuig uit (aan/uit-schakelaar direct naast de
rijregelaar).
Steek uw vingers niet in de wielen of in de aandrijving en u mag in geen geval de hendel op de zender
voor de rijfunctie bewegen!
• Koppel de accupack los van de rijregelaar. Maak de stekkerverbinding volledig los.
• Pas nu mag de zender uitgeschakeld worden.
Let op!
Motor, rijregelaar en accupack worden tijdens het gebruik zeer warm! Raak deze onderdelen daarom
niet direct na het rijden aan; verbrandingsgevaar!
U moet het rijden onmiddellijk stopzetten als u ongewone reacties van het voertuig op de commando´s
van de afstandsbediening waarneemt of als het voertuig niet meer reageert.
Dit kan door een zwakke rijaccu, zwakke batterijen of accu´s in de afstandsbediening of een te grote
afstand tussen het voertuig en de zender veroorzaakt worden.
Ook een antenne die niet volledig uitgetrokken is, storingen op het gebruikte zendkanaal (bijv. andere
modelvoertuigen, draadloze overdracht door andere apparaten) of slechte zend- en
ontvangstomstandigheden kunnen een reden zijn voor ongewone reacties van het voertuig.
l) Dragen van het voertuig
Door functiestoringen, onbedoelde activering van de zender of door een andere zender op hetzelfde kanaal kan het
voertuig onvoorspelbaar reageren.
Daarom dient u er absoluut voor te zorgen dat u niet met uw vingers in de aandrijving komt wanneer u
het voertuig op zijn startpositie wilt zetten of wanneer u het van de grond wilt optillen.