48
2.4 rEDDINGSpLAN:
Wanneer deze apparatuur wordt gebruikt, dient de werkgever te beschikken over een
reddingsplan. Ook moet de werkgever de middelen binnen bereik hebben om het reddingsplan te implementeren en te
communiceren met gebruikers, bevoegde personen en reddingswerkers.
2.5 INSpECtIEFrEqUENtIE:
SRL’s moeten worden geïnspecteerd door bevoegde persoon
1
of reddingswerker
2
vóór elk
gebruik. Bovendien dienen inspecties te worden uitgevoerd door een andere deskundige
3
dan de gebruiker en door
een fabrieksgeautoriseerde inspectie-entiteit. De deskundige dient het Inspectierooster (tabel 1) te gebruiken om
passende inspectie-intervallen te bepalen. De inspectieprocedures zijn beschreven in de
"Controlelijst voor inspectie"
(Tabel 2). De resultaten van de inspectie door de deskundige moeten worden opgeslagen in het
“Logboek voor inspectie
en onderhoud”
achterin deze instructies.
Tabel 1 - Inspectierooster
Soort gebruik
Voorbeelden van
toepassingen
Gebruiksvoorwaarden
Inspectiefrequentie
Deskundige
Fabrieksgeautoriseerd
Gebruiker
Weinig frequent
tot licht
Redding en
ruimte met
beperkte toegang,
fabrieksonderhoud
Goede opslagcondities, binnen-
of niet frequent buitengebruik,
kamertemperatuur, schone ruimten
Jaarlijks
Minstens elke 2-5 jaar
en nooit langer dan door
de fabrikant vereiste
intervallen
Vóór elk
gebruik
Gemiddeld
tot zwaar
Transport,
woningbouw,
utiliteiten, magazijn
Redelijke opslagcondities, binnen-
en uitgebreid buitengebruik, alle
temperaturen, schone of stoffige
ruimten
Halfjaarlijks tot
jaarlijks
Minstens elke 1-2 jaar
en nooit langer dan door
de fabrikant vereiste
intervallen
Vóór elk
gebruik
Zeer zwaar
tot continu
Beroepsmatige
bouw, Olie en gas,
mijnbouw
Zware opslagcondities, lang of continu
buitengebruik, alle temperaturen, vuile
ruimten
Ieder kwartaal
tot halfjaarlijks
Minstens elke jaar en
nooit langer dan door
de fabrikant vereiste
intervallen
Vóór elk
gebruik
2.6 VErGrENDELINGSSNELHEID:
Situaties waarin geen vrij valpad is, dienen vermeden te worden. Wanneer gewerkt
wordt in besloten of beperkte ruimten, kan het lichaam tijdens een val wellicht geen snelheid halen die voldoende
is om de vergrendeling van het valstopapparaat te activeren. Wanneer gewerkt wordt op langzaam verplaatsende
materialen, zoals zand of korrelig materiaal, wordt er wellicht onvoldoende snelheid gemaakt om de vergrendeling
van het valstopapparaat te activeren. Om positieve vergrendeling van het valstopapparaat te garanderen, is een vrij
valpad nodig.
2.7 NOrMAAL GEBrUIK:
Bij normale werking kan de reddingslijn over de volledige lengte, zonder hapering tijdens
het uittrekke¬n en zonder speling tijdens het intrekken, worden uit- en ingetrokken wanneer de persoon zich op
normale snelheid verplaatst. Wanneer er een val plaatsvindt, zal het snelheidsgevoelige remsysteem geactiveerd
worden. Daardoor wordt de val gestopt en wordt veel van de vrijgekomen energie geabsorbeerd. Voor valpartijen
die zich voordoen terwijl de reddingslijn bijna helemaal is uitgetrokken, is een reservereddingslijn of energiedemper
opgenomen, zodat de valstop een beperkte impact heeft. Wanneer het valstopapparaat is blootgesteld aan
valstopbelasting, dient het buiten werking geplaatst te worden, gemarkeerd als “ONBRUIKBAAR” en naar een bevoegd
onderhoudscentrum te worden gestuurd voor reparatie. Tijdens normale werkzaamheden dienen plotselinge of snelle
bewegingen vermeden te worden: hierdoor kan het valstopapparaat vergrendeld worden.
2.8 VrIjE VAL:
Bij bovenhoofdse verankering limiteren de SRL’s de vrije val tot 0,6 m (2 ft) of minder. Veranker de SRL
altijd direct bovenhoofds om vergrote valafstanden te vermijden. Vermijd werkzaamheden in situaties waarin uw
reddingslijn de reddingslijn van een collega kan kruisen of daarmee verstrengeld kan raken. Vermijd werkzaamheden
in situaties waarin een voorwerp kan vallen en de reddingslijn kan treffen, waardoor u uw evenwicht verliest of
waardoor de reddingslijn beschadigd raakt. Voorkom dat de reddingslijn onder armen of tussen benen door loopt.
Klem of bind de reddingslijn niet vast en voorkom dat de reddingslijn niet kan worden ingetrokken of dat de
reddingslijn niet strak kan komen te staan. Vermijd speling.
Verleng het valstopapparaat niet door een talreep
of soortgelijk onderdeel aan de talreep te koppelen zonder dat u Capital Safety hebt geraadpleegd.
2.9 ZWENKVALLEN:
Een zwenkval ontstaat wanneer het ankerpunt niet recht boven het punt ligt waar de val optreedt.
De kracht van het raken van een voorwerp tijdens een zwenkval kan ernstig letsel veroorzaken (zie figuur 3A).
Minimaliseer zwenkvallen door zo recht mogelijk onder het ankerpunt te werken.
2.10 VALSpELING:
Figuur 3B illustreert valspeling. De horizontale afstand (H) en de verticale afstand (V) vanaf het
ankerpunt bepalen het aanbevolen werkgebied voor het SRL-valstopsysteem. Een minimale valspeling van 2
meter (6 voet) is vereist voor vallen vanuit een staande positie waarbij het valstopapparaat direct boven het hoofd
verankerd is. Voor vallen vanaf een kniel- of kruippositie is een extra valspeling van 1 meter (3 voet) vereist. In een
zwenkvalsituatie zal de totale verticale valafstand groter zijn dan wanneer de gebruiker verticaal was gevallen direct
onder het ankerpunt en een aanvullende valspeling kan vereist zijn. De tabel in figuur 3 geeft de minimale verticale
valspeling (FC) weer die benodigd is onder het werkniveau van de gebruiker van de valstop voor gecombineerde
horizontale afstanden (H) en verticale afstanden (V) van het ankerpunt waarbij de zwenkvalafstand zich binnen
de aanbevolen gebruiksbereik bevindt. “X” geeft de horizontale afstand aan van het ankerpunt dat zich buiten de
1 Bevoegd persoon:
Een persoon die door de werkgever aangewezen is om werk uit te voeren op een locatie waar de persoon blootgesteld wordt aan een valrisico.
2 Redder:
Persoon of personen anders dan de te redden persoon, die optreedt/optreden om een geassisteerde redding uit te voeren door middel van een
reddingssysteem.
3 Deskundige persoon:
Een persoon die door zijn werkgever is aangeduid als verantwoordelijke voor de directe supervisie, uitvoering en opvolging van het door de
werkgever beheerde programma voor valbescherming die op basis van zijn opleiding en kennis in staat is de bestaande en potentiële valrisico’s te identificeren, te evalu
-
eren en aan te pakken, en die van de werkgever de bevoegdheid heeft gekregen om onmiddellijk corrigerende maatregelen te nemen in verband met dergelijke risico’s.
Summary of Contents for Rebel 3100423
Page 3: ...8 3 3m 11 ft 6 0m 20 ft 3 ...