Ieder
programma
wordt
in
tien
secties
verdeeld,
de
tijdsduur
van
de
secties
is
afhankelijk
van
de
gekozen
tijdsduur.
Iedere
sectie
bedraagt
10%
van
de
gekozen
tijdsduur,
en
iedere
sectie
heeft
een
bijbehorende
snelheid.
Tabel
1
(snelheid
in
km/h
per
sectie
per
programma)
Sectie
1
Sectie
2
Sectie
3
Sectie
4
Sectie
5
Sectie
6
Sectie
7
Sectie
8
Sectie
9
Sectie
10
P1
SPEED
2
4
3
4
3
5
4
2
5
3
P2
SPEED
2
5
4
6
4
6
4
2
4
2
P3
SPEED
2
5
4
5
4
5
4
2
3
2
P4
SPEED
3
6
7
5
8
5
9
6
4
3
P5
SPEED
3
6
7
5
8
6
7
6
4
3
P6
SPEED
2
8
6
4
5
9
7
5
4
3
P7
SPEED
2
6
7
4
4
7
4
2
4
2
P8
SPEED
2
4
6
8
7
8
6
2
3
2
P9
SPEED
2
4
5
5
6
5
6
3
3
2
P10
SPEED
2
3
5
3
3
5
3
6
3
3
P11
SPEED
3
5
8
8
9
5
7
6
3
2
P12
SPEED
2
5
5
4
4
6
4
2
3
4
Gebruikersprogramma’s
U1,
U2
en
U3
Naast
de
12
voorgeprogrammeerde
programma’s
zijn
er
ook
nog
3
gebruikersprogramma’s:
U1,
U2
en
U3.
Druk
op
PROGRAM
totdat
u
bij
de
gebruikersprogramma’s
bent
(U1
t/m
U3)
en
druk
op
MODE.
Vervolgens
moet
de
snelheid
ingesteld
worden.
Begin
met
de
eerste
sectie.
Stel
de
snelheid
in
met
de
SPEED+
en
SPEED
‐
knoppen.
Wanneer
u
klaar
bent
met
de
sectie
drukt
u
op
MODE,
u
gaat
vanzelf
door
naar
de
tweede
sectie.
U
dient
alle
tien
de
secties
in
te
voeren.
De
gegevens
worden
bewaard,
ook
wanneer
u
de
loopband
een
volgende
keer
opstart
kunt
u
van
deze
programma’s
gebruikmaken.
Druk
op
PROGRAM
totdat
u
bij
de
gebruikersprogramma’s
bent
(U1
t/m
U3).
Voer
de
gewenste
tijdsduur
in
en
druk
op
START.
U
kunt
alleen
gebruikmaken
van
het
ingestelde
programma
wanneer
van
iedere
sectie
alle
benodigde
gegevens
zijn
ingevoerd.
FAT
(lichaamsvetprogramma)
Houd
PROGRAM
ingedrukt
om
in
het
lichaamsvetprogramma
te
komen.
Druk
op
MODE
en
voer
de
gevraagde
gegevens
in.
F1
=
SEX
(geslacht)
F2
=
AGE
(leeftijd)
F3
=
HEIGHT
(lengte)
F4
=
WEIGHT
(gewicht)
F5
=
FAT
TESTER
(vetmeting)
Gebruik
de
SPEED+
en
SPEED
‐
knoppen
om
F1
t/m
F4
in
te
voeren
en
druk
vervolgens
op
MODE.
Om
F5
in
te
stellen
pakt
u
de
handpulssensoren
vast.
Na
ongeveer
3
seconden
zal
het
display
uw
BMI
(Body
Mass
Index)
weergeven.
De
BMI
is
een
methode
om
het
gewicht
in
relatie
tot
de
lengte
te
beoordelen.
Een
gezonde
BMI
‐
waarde
ligt
tussen
20
‐
25.
Onder
19
spreekt
men
van
ondergewicht,
tussen
25
–
29
spreekt
men
van
overgewicht.
13
