NL
58
NL
59
c)
Ga niet op de plaats staan waar de te-
rugslag van het gereedschap plaatsvindt
indien er een terugslag plaatsvindt.
Door
terugslag wordt het gereedschap in de te-
genovergestelde richting van de draairich-
ting van het wiel verplaatst op het moment
van vastlopen.
d)
Wees extra voorzichtig bij het bewerken
van hoeken, scherpe randen etc. Zorg
ervoor dat het accessoire niet springt
of vast gaat zitten.
Bij hoeken, scherpe
randen of springen kan het draaiende ac-
cessoire vast gaat zitten, en dit veroorzaakt
controleverlies of terugslagen.
e)
Plaats geen houtzaagblad van een ket-
tingzaag of een getand zaagblad.
Derge-
lijke bladen zorgen vaak voor terugslagen
en controleverlies.
SPECIFIEKE VEILIGHEIDSWAARSCHUWIN-
GEN VOOR SLIJPEN:
a)
Gebruik alleen wieltypes die worden
aanbevolen voor uw elektrisch gereed-
schap en de specifieke beveiliging ont-
worpen voor het geselecteerde wiel.
Wielen waarvoor het elektrisch gereed-
schap niet is ontworpen, kunnen niet ade-
quaat worden beveiligd en zijn onveilig.
b)
Het schuuroppervlak van de schijven
met verdiept middenstuk moet onder
het vlak van de afschermingslip worden
gemonteerd.
Een onjuist gemonteerd wiel
dat boven het vlak van de afschermingslip
steekt, kan niet voldoende worden be-
schermd.
c)
De beveiliging moet stevig aan het elek-
trische gereedschap zijn bevestigd en
zijn geplaatst voor maximale veiligheid,
zodat het kleinste deel van het wiel in
de richting van de bediener wordt bloot-
gesteld.
De beveiliging helpt de bediener
te beschermen tegen afgebroken delen van
het wiel en contact met het wiel en vonken
waardoor kleding brand kan vatten.
d)
De wielen mogen alleen voor de aanbe-
volen toepassinegn worden gebruikt.
Bijvoorbeeld: slijp niet met de zijkant
van een snijdwiel.
Schurende snijdwielen
zijn bestemd voor slijpen aan randen, zij-
waartse krachten op deze wielen kunnen
ertoe leiden dat ze verbrijzelen.
e)
Gebruik altijd onbeschadigde wielflen-
zen met de correcte maat en vorm voor
het geselecteerde wiel.
De juiste wielflen-
zen ondersteunen het wiel, waardoor de
kans op defecte wielen afneemt. Flenzen
voor snijdwielen kunnen afwijken van flen-
zen voor slijpwielen.
f)
Gebruik geen versleten wielen van gro-
ter elektrisch gereedschap.
Wielen be-
stemd voor groter gereedschap zijn niet ge-
schikt voor de hogere snelheid van kleiner
gereedschap en kunnen barsten.
AANVULLENDE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
OVER RISICO'S VANWEGE TRILLINGEN
a)
De gegeven trillingsgegevens vertegen-
woordigen de belangrijkste toepassin-
gen van het gereedschap, maar ander
gebruik van het gereedschap of slecht
onderhoud kunnen resulteren in andere
trillingsgegevens.
Hierdoor kan het tril-
lingsniveau significant toenemen gedurende
de gehele werkperiode.
b)
Er moeten aanvullende veiligheidsmaat-
regelen worden genomen om de gebrui-
ker te beschermen tegen de gevolgen
van trillingen.
Onderhoud het gereedschap
en de accessoires, houd de handen warm
en organiseer de werkpatronen en perio-
den.
VEILIGHEIDSINSTRUCTIES VOOR DE
BATTERIJ
Gebruik nooit een beschadigde batterij.
1.
Open de batterij niet. Er is gevaar
voor kortsluiting.
2.
Bescherm de batterij tegen hitte, bij-
voorbeeld van continue blootstelling
aan zonlicht, vuur, water en vochtig-
heid. Er is ontploffingsgevaar.
3.
Bij schade en incorrect gebruik van
de batterij kunnen er dampen vrij-
komen. Ventileer de ruimte en zoek
medische hulp in het geval van
klachten. De dampen kunnen de
luchtwegen irriteren.
4.
Bij verkeerd gebruik kan er vloeistof
uit de batterij komen; voorkom con-
tact met deze vloeistof. Als er per
ongeluk toch contact ontstaat, dan
afspoelen met water. Raadpleeg
ook een arts indien de vloeistof in
contact met de ogen komt. Vloeistof
uit de batterij kan irritatie of brand-
wonden veroorzaken.
5.
Gebruik alleen originele batterijen
met het aangegeven voltage op
het typeplaatje van uw elektrische
gereedschap. Indien andere batte-
rijen worden gebruikt, bijvoorbeeld
imitaties, gereviseerd batterijen of
producten van derden, bestaat het
risico van letsel en schade door ont-
ploffende batterijen.
6.
De batterijspanning moet overeen-
komen met batterijlaadspanning
van de oplader. Anders ontstaat er
risico van brand en explosie.
7.
Alleen opladen met de oplader van
de fabrikant. Een oplader die ge-
schikt is voor één type batterijpack
(accu) kan een brandrisico veroor-
zaken in combinatie met een an-
dere accu.
8.
Puntige voorwerpen, zoals spijkers
of schroevendraaiers of externe
krachten, kunnen de accu bescha-
digen. Dit kan een interne kortslui-
ting veroorzaken en de batterij kan
gaan branden, roken, ontploffen of
oververhit raken.
9.
Houd de batterij indien deze niet in
gebruik is uit de buurt van paper-
clips, munten, sleutels, spijkers,
schroeven of andere kleine metalen
voorwerpen die kortsluiting bij de
contactpunten kunnen veroorzaken.
10.
Gebruike batterijen/accu's moeten
veilig en correct worden afgevoerd.