
HS5440E
Mitsubishi
HS5168E
Mitsubishi
HS5300E
Mitsubishi
HS7168E
Mitsubishi
AG6040E/6730E
Panasonic
AGTL700
Panasonic
AGTL300
Panasonic
TL-720HR
Philips
SRT600
Sanyo
SRT672
Sanyo
TLS924P
Sanyo
TLS2000P
Sanyo
TLS1500P/2500P
Sanyo
SVT124P
Sony
SVT1000P
Sony
SVTS3000P
Sony
USER DEFINED
willekeurige videore-
corder, onafhankelijk
van de fabrikant
1. Selecteer “VCR Type” met de toets
of
.
2. Druk op de toets SET.
3. Selecteer het videorecordertype met de toetsen
,
,
en
: Selecteer de instelling “STAN-
DARD VHS” bij gebruik van een real-time-recor-
der. Selecteer het model uit de lijst met recorders
bij gebruik van een langetermijnrecorder. Indien
de gebruikte recorder niet in de lijst staat, selec-
teert u de instelling “USER DEFINED”.
4. Druk op de toets SET.
Via “Normal Mode” en “Alarm Mode” kan u de op-
namemodus voor beide bedrijfsstanden afzonderlijk
instellen. Zo kan in geval van een alarm een precie-
zere opname in werkelijke tijd (RT = real time) ge-
realiseerd worden, wanneer u voor de normale be-
waking een lange geselecteerde opnametijd met
aangepaste beeldintervallen (TL = timelapse) in-
stelt. De mogelijke opnamemodussen hangen af
van de betreffende videorecorder. Meer informatie
over de opnamemodussen vindt u terug in de hand-
leiding van de betreffende videorecorder.
Ga als volgt te werk om de parameter “Normal
Mode” in te stellen:
1. Selecteer “Normal Mode” met de toets
of
.
2. Druk op de toets SET.
3. Selecteer met de toets
of
de opnamemo-
dus die de recorder bij normale werking gebruikt.
4. Druk op de toets SET.
Ga als volgt te werk om de parameter “Alarm Mode”
in te stellen:
1. Selecteer “Alarm Mode” met de toets
of
.
2. Druk op de toets SET.
3. Selecteer met de toets
of
de opnamemodus
die door de recorder bij alarm ingeschakeld wordt.
4. Druk op de toets SET.
Bij een op de gebruiker afgestelde videorecorder
(instelling “USER DEFINED”) moet bovendien de
vertragingstijd ingesteld worden.
De onder “F/Delay” instelbare waarde (2 – 254)
geeft aan hoeveel afzonderlijke beelden van een ca-
mera telkens achtereenvolgens naar de videorecor-
der gestuurd worden, voordat de beelden van de vol-
gende op te nemen camera volgen. Daarbij is elk
afzonderlijk beeld 0,02 seconden lang. Indien bijvoor-
beeld bij de instelling “Hours” = “024” de waarde “012”
geselecteerd wordt voor “F/Delay”, dan wisselt de ca-
mera in het videomultiplexsignaal op de uitgang VCR
OUT (21) om de 12 x 0,02 seconden = 0,24 secon-
den. Wanneer de aangesloten videorecorder tijdens
24-uur-bedrijf een andere opname-interval heeft, dan
moet u de waarde voor de “F/Delay” overeenkomstig
aanpassen: Indien de gewenste opnamemodus ge-
selecteerd is (met de toets
of
), ga dan met de
toets
naar het invoerveld voor “F/Delay”, en stel
de gewenste waarde in met de toets
of
.
Om de pagina te verlaten, springt u met de toets
MENU terug naar het hoofdmenu.
8.6
Menu-item 5: De camera’s opnemen
Op de menupagina “CAMERAS TO RECORD” wordt
vastgelegd welke camera’s opgenomen zullen wor-
den.
De bedrijfsparameter “Live Record Buzzer” geeft
aan of in de bedrijfsmodus “Live-opname” (zie hoofd-
stuk 6.1.3) elke 20 seconden al dan niet een geluids-
signaal moet weerklinken (“ON” resp. “OFF”).
1. Selecteer “Live Record Buzzer” met de toets
of .
2. Druk op de toets SET.
CAMERAS TO RECORD
Live Record Buzzer: ON
1: ON 9: ON
2: ON 10: ON
3: ON 11: ON
4: ON 12: ON
5: ON 13: ON
6: ON 14: ON
7: ON 15: OFF
8: ON 16: ON
(Camera Input Status)
1 2 3 4 * * * *
* * * * * * 15 16
↑ ↓
MENU SET CAM(1–16)
RECORDING SETUP
External Trigger: OFF
VCR Type: USER DEFINED
Normal Mode: 003 Hours
Alarm Mode: 003 Hours
Hours F/Delay
003 002
004 002
008 002
012 006
024 012
040 020
048 024
072 036
120 060
168 085
240 120
360 180
480 240
↑ ↓ ← →
MENÜ SET
3. Stel “ON” of “OFF” in met de toets
of
.
4. Druk op de toets SET.
Via de punten “1” – “16” kan u voor elke camera
bepalen, of zij geblokkeerd (“OFF”) of vrijgegeven
(“ON”) is voor de opname.
1. Selecteer de gewenste camera met de toets
of
of met de overeenkomstige nummertoets.
2. Druk op de toets SET.
3. Stel “ON” of “OFF” in met de toets
of
.
4. Druk op de toets SET.
Opmerking: Indien voor een camera de instelling
“ON” geselecteerd is, wordt het beeld
van deze camera enkel naar de video-
recorder gestuurd, wanneer op de be-
treffende camera-ingang een video-
signaal gedetecteerd wordt.
Onderaan de menupagina wordt onder “(Camera
Input Status)” aangegeven op welke ingangen er
camera’s aangesloten zijn. Een ster in plaats van
het cameranummer betekent dat er op deze aan-
sluiting geen camera is.
Om de pagina te verlaten, springt u met de toets
MENU terug naar het hoofdmenu.
8.7
Menu-item 6: De alarmingangen afregelen
Op de menupagina “ALARM INPUT SETUP” wordt
voor elke alarmingang van de 16 camerakanalen
vastgelegd, of het toegelaten moet worden en, in-
dien ja, welke contacttype gebruikt wordt.
Via de punten “1” – “16” kan u voor elke alarm-
ingang bepalen [zie penconfiguratie van de jack
ALARM (23) in hoofdstuk 10], of hij geblokkeerd
(“OFF”) of toegelaten (“ON”) is voor ontvangst van
een extern alarmsensor. Indien de alarm-ingang toe-
gelaten moet worden, selecteer dan het contacttype:
“NO” (normally open)
betekent contacttype “sluitcontact”;
“NC” (normally closed)
betekent contacttype “verbreekcontact”.
1. Selecteer de gewenste alarmingang met de toets
of
of met de overeenkomstige nummer-
toets.
2. Druk op de toets SET.
3. Stel “NO”, “NC” of “OFF” in met de toets
of
.
4. Druk op de toets SET.
Om de pagina te verlaten, springt u met de toets
MENU terug naar het hoofdmenu.
8.8
Menu-item 7: Het alarm instellen
Op de menupagina “ALARM SETUP” worden instel-
lingen voor de reactie van het toestel in geval van
een alarm doorgevoerd.
De multiplexer beschikt over drie verschillende
alarmfuncties (meer informatie over de alarmfunc-
ties vindt u in hoofdstuk 7):
– extern alarm (regel “External”)
– “Activity Detection”-alarm (regel “DSS”)
– beeldverlies-alarm (regel “VLOSS”)
De onderstaande parameters kan u voor elk van de
drie alarmfuncties afzonderlijk instellen:
Via “Enable” kan u de betreffende alarmfunctie in-
schakelen (“ON”) of uitschakelen (“OFF”).
Via “RLY” kan u voor elke alarmfunctie bepalen, of
het alarmrelais in geval van een alarm al dan niet
aanspreekt (“ON” resp. “OFF”).
Opmerking: Indien het relais voor de alarmfunctie
“DSS” op “OFF” ingesteld is, schakelt
het toestel in geval van een alarm niet
naar de in menu 4 (hoofdstuk 8.5) onder
“Alarm Mode” geselecteerde alarmop-
namemodus.
Via “BUZ” kan u voor de betreffende alarmfunctie in-
stellen, of in geval van een alarm al dan niet een ge-
luidssignaal moet weerklinken (“ON” resp. “OFF”).
Via “M.M” wordt voor de betreffende alarmfunctie
bepaald, of de hoofdmonitor in geval van een alarm
naar alarmweergave schakelt (“ON”) dan wel in het
huidige beeldformaat blijft staan (“OFF”).
Via “S.M” wordt voor de betreffende alarmfunctie
bepaald, of de spot-monitor in geval van een alarm
naar alarmweergave schakelt (“ON”) dan wel in het
huidige beeldformaat blijft staan (“OFF”).
“REC” (enkel voor de alarmfuncties “External” en
“DSS”) geeft in geval van een alarm het opnamefor-
maat voor de betreffende alarmfunctie weer. De vol-
gende instellingen zijn mogelijk:
“INT” (= “interleave”):
De beelden van de camera’s waarvoor een alarm
opgetreden is, worden met verhoogde frequentie
in vergelijking tot de andere camerabeelden naar
de videorecorder gestuurd. Wanneer de volgorde
van de op te nemen beelden in normale status
bijvoorbeeld telkens één beeld van de camera-
nummers 1, 3, 4, 6, 8, 9, 1, 3, 4, 6 etc. is, dan
wordt de beeldsequentie bij een alarm voor de
camera’s 1 en 3 gewijzigd in 1, 3, 4, 1, 3, 6, 1, 3,
8, 1, 3, 9, 1, 3, 4, 1, 3 etc.
ALARM SETUP
Enable RLY BUZ M.M S.M REC
External: ON ON ON ON ON INT
DSS: ON OFF OFF OFF OFF INT
VLOSS: ON ON ON OFF OFF
Alarm Display: 4x4
Alarm Dwell: 03s
External Hold: 20s
Alarm Latch: OFF
Video Loss Hold: 20s
Video Loss Latch: OFF
ALARM INPUT SETUP
1: NO 9: NO
2: OFF 10: NO
3: NC 11: NO
4: NC 12: NO
5: NO 13: NO
6: NO 14: NO
7: NO 15: OFF
8: NO 16: NO
↑ ↓
MENU SET CAM(1–16)
48
NL
B