5.2 Microfoons
Er kunnen maximaal drie microfoons op de XLR- /
6,3 mm-combi-jacks INPUT 1 tot INPUT 3 (13) wor-
den aangesloten. Voor INPUT 1 kan de microfoon-
voorrangschakeling worden geactiveerd (hfdst. 6.3).
1) Bij het aansluiten van een microfoon plaatst u de
betreffende DIP-schakelaar INPUT SENSITIVITY
(15) in de stand MIC.
2) Bij gebruik van microfoons met fantoomvoeding
schakelt u de fantoomspanning van 40 V in met
de DIP-schakelaar PHANTOM (14) [stand ON].
5.3 Apparaten met lijnniveau
Er kunnen maximaal drie audioapparaten met lijnuit-
gang (b.v. cd-speler, cassetterecorder) op de XLR-/
6,3 mm-combi-jacks (13) resp. cinch-jacks (16) van
de ingangen INPUT 1 tot INPUT 3 worden aange -
sloten.
1) Bij het aansluiten van een apparaat met lijnuit-
gang plaatst u de betreffende DIP-schakelaar
INPUT SENSITIVITY (15) in de stand LINE.
2) Plaats de betreffende DIP-schakelaar PHANTOM
(14) in elk geval in de stand OFF. Anders kan het
aangesloten apparaat worden beschadigd.
5.4 Alarmsirene
De interne sirene kan worden geactiveerd via een
schakelaar of drukknop die op de klemmen ALARM
INPUT (12) is aangesloten. Terwijl de sirene weer-
klinkt, licht de LED SIREN (4) op en alle andere
audiosignalen worden automatisch in volume ge
-
dempt.
5.5 Gebruik als gewone lusversterker
in een geluidsinstallatie
1) Stuur het audiosignaal van de geluidsinstallatie
naar een van de ingangen INPUT 1 tot INPUT 3
(13). Het signaal moet gebalanceerd zijn, lijnni-
veau (0,2 –1 V) hebben en onafhankelijk van de
volumeregelaar van de geluidsversterker zijn.
2) Plaats de betreffende DIP-schakelaar INPUT
SENSITIVITY (15) in de stand LINE.
3) Plaats de betreffende DIP-schakelaar PHANTOM
(14) in elk geval in de stand OFF. Anders kan het
aangesloten apparaat worden beschadigd.
5.6 Gebruik met twee lusversterkers
Als een lusversterker niet volstaat om de volledige
ruimte van geluid te voorzien, kunt u twee lussen
installeren die elk door een versterker worden aan-
gestuurd. Daarbij functioneert de ene versterker als
Master (waarop signaalbronnen zijn aangesloten)
en de andere als Slave.
Stuur het audiosignaal van de Master-versterker
naar de Slave-versterker. In figuur 4 ziet u een voor-
beeld met adapters uit het gamma van MONACOR:
1) Plug een adapter 6,3 mm-stereojack / 2 × cinch-
koppeling (b.v. NTA-178) in de bus SLAVE I / O
(17) van het Master-apparaat. Aan de punt van
de stekker bevindt zich het uitgangssignaal dat
naar de tweede lusversterker moet worden ge -
stuurd.
2) Door de aansluiting van de jack SLAVE I / O wordt
in de Master-versterker de signaalweg tussen
het mengniveau en de uitgangsversterker onder-
broken. Daarom moet u met een Y-kabel (b.v.
CPR-25 / BL) die met de adapter NTA-178 wordt
verbonden, deze signaalweg opnieuw sluiten.
3) Stuur het uitgangssignaal van de Y-kabel via een
adapterkabel 2 × cinch / 6,3 mm-stereojack (b.v.
MCA-302) naar de bus SLAVE I / O van de Slave-
versterker. Het signaal moet aan de ring van de
stereostekker beschikbaar zijn. Verbind bij de
kabel MCA-302 daarom de rode cinch-stekker
met de Y-kabel.
5.7 Voedingsspanning
Ten slotte verbindt u het meegeleverde netsnoer
eerst met de jack (8) en plugt u het in een stopcon-
tact (230 V~ / 50 Hz).
6
Bediening
6.1 Eerste ingebruikneming
1) Alvorens in te schakelen, draait u eerst de rege-
laars INPUT 1 tot 3 (1) en LOOP CURRENT (3)
naar links tot tegen de aanslag.
2) Stuur naar alle aangesloten ingangen een sig-
naal (testsignaal, muziekfragment of aankondi-
ging via de microfoon).
3) Schakel de versterker in met de schakelaar
POWER (7). Na het inschakelen licht de rode
LED (6) boven de schakelaar op.
4) Om in de lus een signaal te kunnen ontvangen,
draait u de regelaar LOOP CURRENT (3) lichtjes
open.
5) Stuur de kanalen die moeten worden beluisterd
uit met de betreffende regelaars INPUT (1) en
con troleer met een veldsterktemeter de veld-
sterkte in de lus. Volgens de Europese norm
EN 60118-4 wordt een veldsterkte van 100 mA / m
aanbevolen en de maximale veldsterkte mag de
waarde van 400 mA / m niet overschrijden. Beide
waarden hebben betrekking op de referentiefre-
quentie van 1000 Hz. Stel met de regelaar LOOP
CURRENT (3) de veldsterkte overeenkomstig in.
De LED-ketting met 5 niveaus (5) geeft de uit-
gangsstroom weer. Als er geen veldsterktemeter
beschikbaar is, kunnen de instellingen met een
inductieontvanger (b.v. LR-200 van MONACOR)
op audiokwaliteit en ontvangstkwaliteit worden
gecontroleerd.
6) Met de klankregelaars BASS en TREBLE (2)
stelt u de optimale klank in.
OPGELET
Als de fantoomspanning wordt uitgeschakeld,
mag op de betreffende ingangsjack (13) geen mi -
crofoon met ongebalanceerde uitgang zijn aan-
gesloten; deze kan immers worden beschadigd.
5.2 Micros
Hasta tres micros pueden conectarse a los jacks
XLR/6,3 mm combinados INPUT 1 a INPUT 3 (13).
Para INPUT 1 el circuito de prioridad micro puede
activarse (capítulo 6.3).
1) Cuando conecte un micro, ajuste el interruptor
DIP correspondiente INPUT SENSITIVITY (15) a
la posición MIC.
2) Cuando utiliza micros alimentados con tensión
phantom, active la potencia phantom de 40 V con
el interruptor DIP PHANTOM (14) [posición ON].
5.3 Unidades con nivel línea
Hasta tres unidades audio con salida línea (p. ej.
reproductor CD, grabador de casetes) pueden con -
ectarse a los jacks XLR/6,3 mm combinados (13) o
a los jacks RCA (16) de las entradas INPUT 1 a
INPUT 3.
1) Cuando conecta una unidad con salida línea,
ajuste el interruptor DIP correspondiente INPUT
SENSITIVITY (15) a la posición LINE.
2) En cualquier caso ajuste el interruptor correspon-
diente DIP PHANTOM (14) a la posición OFF, de
otro modo, la unidad conectada puede dañarse.
5.4 Sirena de alarma
La sirena interna puede activarse mediante un inter -
ruptor o un botón de pulsación momentánea conec-
tado a las terminales ALARM INPUT (12). Mientras
la sirena está activada, el LED SIREN (4) se
enciende y los volúmenes de todas las otras seña-
les audio se atenúan de manera automática.
5.5 Aplicación como amplificador loop puro
en un sistema de megafonía
1) Conecte la señal audio del sistema de megafonía
a uno de las entradas de INPUT 1 a INPUT 3
(13). La señal debería ser balanceada, tener
nivel línea (0,2 –1 V), y ser independiente del
con trol de volumen del amplificador de megafo-
nía.
2) Ajuste el interruptor DIP correspondiente INPUT
SENSITIVITY (15) a la posición LINE.
3) En cualquier caso ponga el interruptor DIP co -
rres pondiente PHANTOM (14) a la posición OFF,
si no lo hace la unidad puede resultar dañada.
5.6 Funcionamiento con
dos amplificadores loop
Si un amplificador no es suficiente para alimentar
toda la área, pueden instalarse dos loops que van a
ser controlados por un amplificador cada uno. En
este caso un amplificador funciona como master (al
que todas las fuentes de señal están conectadas) y
el segundo como slave.
Conecte la señal audio del amplificador master al
amplificador slave. Esquema 4 muestra la posibi -
lidad con adaptadores de la gama de productos de
MONACOR:
1) Conecte un adaptador 6,3 mm estéreo jack/2 ×
RCA jack en línea (p. ej. NTA-178) al jack SLAVE
I/O (17) de la unidad master. La se ñal de salida
a conectar al segundo amplificador loop está pre-
sente en la punta de la toma 6,3 mm.
2) Mediante la conexión del jack SLAVE I/O, la vía
de señal en el amplificador master entre la parte
de mezclar y la parte del amplificador de po ten -
cia está abierta. Es por esta razón que esta vía
de señal debe volverse a cerrar otra vez con el
cable Y (p. ej. CPR-25 / BL) que está conectado
en el adap tador NTA-178.
3) Desde el cable Y, alimente la señal de salida me -
di ante un cable jack adaptador 2 × RCA/6,3 mm
estéreo (p. ej. MCA-302) al jack SLAVE I/O del
amplificador slave. La señal debe estar presente
en el anillo de toma 6,3 mm estéreo. Es por esto
que debe conectar la toma RCA roja del cable
MCA-302 al cable Y.
5.7 Fuente de potencia
Finalmente conecte el cable de red entregado al
jack principal (8) primero y después a la toma
(230 V~/50 Hz).
6
Funcionamiento
6.1 Primera puesta en funcionamiento
1) Antes de encender la unidad, gire los controles
INPUT 1 a 3 (1) y LOOP CURRENT (3) al stop
izquierdo.
2) Alimente una señal (señal test, canción, o anun-
cio de micro) a todas las entradas conectadas.
3) Encienda el amplificador con el interruptor
POWER (7). Después de encenderlo, el LED rojo
(6) encima del interruptor va a encenderse.
4) Gire ligeramente el control LOOP CURRENT (3)
para que pueda recibirse una señal en el loop.
5) Controle el nivel de los canales a escuchar con
los controles correspondientes INPUT (1) y com-
pruebe la intensidad de campo en el loop con un
medidor de campo. Según el estándar europeo
EN 60118-4 la intensidad de campo recomen-
dada es de 100 mA/m, y la intensidad de campo
máxima no debería exceder a 400 mA/m. Los
dos valores están relacionados con la frecuencia
de referencia de 1000 Hz. Ajuste la intensidad de
campo con el control LOOP CURRENT (3). La
cadena LED de 5 pasos (5) muestra la corriente
de salida. Si no dispone de un medidor de cam po,
los ajustes pueden comprobarse con un re ce ptor
de inducción (p. ej. LR-200 de MONACOR) para
calidad audio y calidad de recepción.
6) Ajuste el sonido óptimo con los controles de tono
BASS y TREBLE (2).
PRECAUCION
Si la potencia phantom está conectada, no
debe conectarse ningún micro con salida no
balanceada al correspondiente jack de entrada
(13), ya que el micro puede dañarse.
19
E
NL