-
6
Netstekker van het oplaadapparaat uittrek-
ken.
몇
WAARSCHUWING
Verwondingsgevaar door nalopen van de
zuigturbine
Voer onderhoudswerkzaamheden pas uit
als de zuigturbine stilstaat.
Bij storingen die met behulp van deze tabel
niet opgelost kunnen worden de klanten-
dienst raadplegen.
Door knipperen van het accucontrolelamp-
je worden de volgende storingen aangege-
ven. Het tempo van de knippersignalen
toont de aard van de storingen.
Door de batterijweergave aangeduide storingen
Aantal knippersig-
nalen
Storing
Oplossing
1
Accu ontladen of accukabel beschadigd.
Accukabel controleren, accu laden.
2
Kabel naar de tractiemotor onderbroken.
Klantendienst contacteren.
3
Kortsluiting in de kabel naar de rijmotor.
4
Volledige ontlaadspanning onderschreden.
Accu laden.
5
--
--
6
Rijpoging bij aangesloten oplaadapparaat.
Stekker van het oplaadapparaat uittrekken en in de houder
op het apparaat hangen
7
Storing gaspedaal.
Voor het inschakelen van het apparaat het gaspedaal losla-
ten.
8
Bediening gestoord.
Klantendienst contacteren.
9
Storing handrem.
10
Los contact op de accuaansluiting.
Aansluitklemmen op de accu's controleren.
1 keer om de 5 se-
condes
Besturing in de ruststand.
Schleutelschakelaar op „0“ draaien, korte tijd wachten en
weer op „1“ draaien.
Storingen
Storing
Oplossing
Door wie
Controlelampje filterzak (optie)
brandt
Filterzak (optie) aanbrengen.
Vergrendeling in de horizontale stand draaien.
Bediener
Controlelampje polijstpad brandt
rood
Controleren of een polijstpad aangebracht is.
Toestand van de polijstpad controleren.
Bediener
Apparaat wil niet starten.
Accustekker in het apparaat steken.
Bediener
Bovendeel van apparaat naar beneden zwenken en sluiting sluiten.
Bediener
Noodstopknop door draaien ontgrendelen.
Bediener
Accukabel controleren op correcte positie.
Bediener
Accukabel controleren op corrosie, indien nodig reinigen.
Bediener
Batterijcapaciteit uitgeput, batterij opladen.
Bediener
Stekker van het oplaadapparaat uittrekken en in de houder op het apparaat hangen
Bediener
Apparaat rijdt niet of langzaam
Gaspedaal loslaten, sleutelschakelaar op „0“ draaien, sleutelschakelaar op „1“ draaien,
gaspedaal indrukken.
Bediener
Zekering besturing resetten.
Bediener
Ontgrendelingshendel op rijden zetten.
Bediener
Accu laden.
Bediener
Motor en besturing oververhit, apparaat uitschakelen en 5 minuten laten afkoelen.
Bediener
Hindernissen voor de wielen verwijderen en apparaat van de hindernis wegschuiven. Bediener
Apparaat remt niet
Parkeerrem gedeactiveerd, om te activeren de ontgrendelingshendel naar boven schui-
ven.
Bediener
geen of onvoldoende zuigcapaci-
teit (optie)
Filterzak (optie) vervangen.
Bediener
Accucontrolelampje knippert
Accu laden.
Bediener
Zie "Storingen met aanduiding".
Bediener
Onvoldoende polijstresultaat
Polijstpad reinigen, omdraaien of vervangen.
Bediener
Een voor de toepassing geschikte polijstpad gebruiken.
Bediener
Accu laden.
Bediener
Pad draait niet
Zekering borstelaandrijving resetten.
Bediener
Accu laden.
Bediener
Polijstkop wordt niet neergelaten. Zekering besturing resetten.
Bediener
36
NL
Summary of Contents for BDP 50/2000 RS Bp Bc
Page 2: ...2 ...