![Homa Flut - Set Original Instruction Manual Download Page 34](http://html1.mh-extra.com/html/homa/flut-set/flut-set_original-instruction-manual_2147748034.webp)
34 | nEDErlanDS
5. Opstelling en inbedrijfstelling
5.1. Algemeen
•
Om schade aan de pomp tijdens opstelling en bedrijf
te vermijden, moet met de volgende punten rekening
worden gehouden:
•
Vóór opstelling moet de pomp op eventuele schade
worden gecontroleerd.
•
Bij niveauregelingen moet op de minimale afdekking
door water worden gelet.
•
Het is van belang dat luchtbellen in het pomphuis en
in persleidingen worden vermeden (d.m.v. geschikte
ontluchtingsvoorzieningen of licht schuinzetten van
de pomp).
•
Bescherm de pomp tegen vorst.
•
De stroomkabels van de pomp moeten dusdanig zijn
aangelegd dat een veilig bedrijf en eenvoudige mon-
tage/demontage mogelijk is.
5.2. Installatie
Gevaar door vallen!
Bij de inbouw van de pomp met toebehoren wordt di-
rect aan de bekkenrand gewerkt! Door onachtzaam-
heid of verkeerd schoeisel bestaat valgevaar. Er
bestaat levensgevaar! Tref alle veiligheidsmaatrege-
len om dit te voorkomen.
De pomp kan met of zonder draagkorf worden gebruikt.
Om de pomp uit de korf te kunnen halen, moet eerst
de bevestigingsriem worden losgemaakt. Bij bedrijf met
draagkorf moet de pomp weer met
de borgriem worden gefixeerd. Verbind de meegeleverde
slang met de persaansluiting van de pomp. De dompelset
of de pomp op een vlakke, vaste ondergrond zetten. Bij
modderige ondergrond stenen o.i.d. onder de korf of de
pomp leggen om verzakking te voorkomen.
Bij toepassing van een slang moet erop worden gelet dat
deze knikvrij wordt aangelegd. Bij toepassing van toe-
behoren, zoals bijv. een snelkoppeling o.i.d., moet erop
worden gelet dat deze met teflonband worden afgedicht,
omdat een ondichtheid de pompcapaciteit van de pomp-
capaciteit vermindert.
Automatische vlotterschakeling
Wanneer de waterstand tot een bepaald maximaal niveau
stijgt (inschakelpunt), schakelt de opdrijvende vlotter de
pomp automatisch in. Is de waterstand door het weg-
pompen tot een bepaald minimaal niveau (uitschakelpunt)
gedaald, dan schakelt de vlotter de pomp uit.
De schakelafstand, d.w.z. de waterstand tussen in- en
uitschakelpunt kan individueel worden vastgelegd.
Volg voor een probleemloze werking de volgende aanwi-
jzingen:
•
De bevestigingspunten en de lengte van het vrij be-
wegende uiteinde van de vlotterkabel moeten op het
gewenste schakelniveau worden ingesteld. Daarbij
moet erop worden gelet dat het inschakelpunt van
de pomp onder de toevoerleiding ligt, om een terug-
stuwing van de vloeistof te vermijden. Het uitschakel-
punt moet boven de bovenrand van het pomphuis lig-
gen, zodat er geen luchtbel in de pomp kan worden
gevormd, wat het eventueel noodzakelijk kan maken
de pomp te ontluchten.
•
De vlotter met kabel mag in geen geval gewoon in de
vloeistof worden gegooid, omdat correct schakelen
alleen mogelijk is als de vlotter een draaibeweging
om het bevestigingspunt van de kabel kan maken.
Mogelijke gevolgen bij het negeren van deze aanwi-
jzing zijn overstroming (pomp schakelt niet in) of ver-
nieling van de pomp door drooglopen (pomp schakelt
niet uit).
•
Bij toepassing van aparte vlotters voor pomp-start,
pomp-stop en alarm moeten de schakelniveaus als
boven worden gekozen. De alarmvlotter moet ca. 10
cm boven het pomp-inschakelpunt schakelen, maar
altijd onder de toevoer.
•
Belangrijk:
Na elke wijziging van de vlotterbevestig-
ing is het absoluut van belang dat met een testloop
wordt gecontroleerd of de vlotterschakeling naar
behoren werkt.
5.3. Inbedrijfstelling
Dit hoofdstuk bevat alle belangrijke instructies voor het
bedieningspersoneel voor een veilige inbedrijfstelling en
bediening van de machine
Om letsel en materiële schade bij de inbedrijfstelling van
de machine te vermijden, moeten de volgende
Punten beslist worden nageleefd:
De inbedrijfstelling van de machine mag uitsluitend
worden uitgevoerd door gekwalificeerd en geschoold
personeel met inachtneming van de veiligheidsaanwi-
jzingen.
•
Het voltallige personeel dat aan de machine werkt,
moet de handleiding ontvangen, gelezen en begrep-
en hebben.
•
Deze machine is alleen geschikt voor toepassing bij
de aangegeven bedrijfsvoorwaarden.
Nooit lang droog draait de pomp (gevaar voor
oververhitting bestaat).
5.4. Elektrisch systeem
Bij de aanleg en keuze van elektrische leidingen en bij het
aansluiten van de motor moeten de relevante plaatselijke
en VDE-voorschriften worden nageleefd. De motor moet
door een motorbeveiligingschakelaar worden beschermd.
Laat de motor volgens het schakelschema aansluiten. Let
op de draairichting! Bij verkeerde draairichting levert de
machine niet het aangegeven vermogen en kan er onder
ongunstige omstandigheden schade ontstaan.
Gevaar door elektrische stroom!
Door ondeskundige omgang met stroom bestaat
levensgevaar! Alle pompen met vrije kabeluiteinden
moeten door een elektricien worden aangesloten.
5.5. Inschakelwijzen
Inschakelwijzen met stekker
Stekker in de daartoe bestemde contactdoos steken.