![Homa AMX 644-330 53 F Series Installation And Operation Instruction Manual Download Page 17](http://html1.mh-extra.com/html/homa/amx-644-330-53-f-series/amx-644-330-53-f-series_installation-and-operation-instruction-manual_2147720017.webp)
17
4. Garantie
Alvorens de pomp te installeren en in bedrijf te stellen, dient
u deze montage-en bedrijfsinstructies zorgvuldig te lezen
om ongevallen en schade aan de pomponderdelen te voor-
komen. De HOMA-garantie dekt uitsluitend pompen die
overeenkomstig deze montage- en
bedrijfsinstructies en met kennis van zaken zijn geïnstal-
leerd voor de in deze instructies genoemde toepassingen.
5. Transport en opslag
De pomp nooit aan de aansluitkabel of persslang of
persleiding omhoog hijsen of transporteren, maar altijd aan
de handgreep of hijsogen. Indien nodig een touw of ketting
voor ophijsen aan de pomp bevestigen.
De pomp kann horizontaal of verticaal worden getrans-
porteerd of opgeslagen. Bij transport de pomp niet werpen
of stoten. Bij langere opslag de pomp beschermen tegen
vochtigheid, vorst en warmte.
6. Elektrische aansluiting
Een vakbekwame test moet voor in gebruiknamen
vaststellen, dat de aanbevolen elektrische beveiligingen
aanwezig zijn. Aarding, nul, scheidingstrafo, aardlekscha-
kelaar e.d. moeten aan de voorschriften van de lokale in-
stanties voldoen. De pomp dient volgens de in Neder-
land/Belgi
ё
algemeen geldende normen op het elektrici-
teitsnet worden aangesloten.
De in de technische gegevens en op het type-plaatje
aangegeven bedrijfsspanningen en- frequentie moet ove-
reenkomen met de voorhandenen zijnde netspanning.
Dompelpompen, die voor transportabel gebruik zijn,
dienen een aansluitkabel van minimaal 10 m. te hebben.
Controleert u, dat de stekkerverbindingen buiten het
gevaar van overstroming liggen en tegen vochtigheid be-
schermd zijn. Netstekker en aansluitkabel voor gebruik op
beschadigingen controleren.
Het einde van de aansluitkabel mag niet in het water
gedompeld worden, omdat er anders water in de motora-
ansluitruimte komen kann.
Motorbeveiligingsschakelaars als mede schakelkasten,
ook van explosievrije pompen, mogen nooit in explosiege-
vaarlijke gebieden gemonteerd worden.
6.1. Aansluiting 3-Fasen-Motoren
Alle 3-fasen HOMA pompen die zonder besturingskast wor-
den geleverd, dienen op een afzonderlijke motorbeveiliging
te worden aangesloten. Originele HOMA-besturingskasten
zijn als toebehoor leverbaar. Bij gebruik van een eigen be-
sturingskast moet men bij de keuze van de motorbeveili-
ging de nennstroom van de pomp in acht
nemen. (sieheTypenschild).
Start-wijze
De startwijze van de pompmotor (direct of ster-driehoek) is
op het typeplaatje af te lezen. Pompen tot 4 kW zijn serie-
matig voor Direct-Start (DOL) geconstrueerd. Bij de 400V
motoren spanningsopgave zijn de wikkelingen in Ster ge-
schakeld voor een netspanning van 400V/3 fasen. De ka-
beleinden U, V, W zijn via een motorbeveiligingsschakelaar
met de netaansluitklemmen L
1
, L
2
, L
3
verbonden. (zie afb.
1).
Pompen boven de 4 kW zijn seriematig voor Ster/Driehoek
start voorbereidt. Beide uiteinden van de motorwindinge
zijn via de aders U
1
/U
2
, V
1
/V
2
, en W
1
/W
2
van de aansluitka-
bel verbonden. De pomp aansluiten in een voor
ster/driehoek start bestemde besturingskast
(zie afb. 2 en 3).
Wanneer een voor ster/driehoek voorbereidde motor met
400 V/3fase spanningsopgave direkt (DOL) gestart moet
worden, moet er bij een netspanning van 400 V/3fase de
wikkelingeinden in driehoek geschakeld worden ( zie afb.4).
6.2. Temperatuur-voeler
Alle pompen van de A-serie zijn met een temperatuurvo-
eler-set in de motorwikkeling uitgerust, welke de motor bij
verhitting van de wikkeling uitschakelt.
Bij pompen in normale uitvoering worden de aansluitingen
van de temperatuurvoelers via de motor aansluitkabel naar
buiten gevoerd en moeten via de aders T
1
en T
3
van de
aansluitkabel zo in de schakelkast worden aangesloten,
zodat een automatische wederinschakeling na afkoeling
van de motor mogelijk is. De uitschakelingtemperatuur van
de voeler voor motoren in normale uitvoering ligt bij ca.
130°C. graden.
De explosieveilige uitvoeringen bezitten een temperatuur-
voeler-set met een hogere uitschakelingtemperatuur (ca.
140°C), de aderen T
1
en T
2
van de aansluitkabel moeten zo
aangesloten worden dat na uitschakeling een handmatige
terugschakeling mogelijk is. De handmatige terugstelling
moet over een speciale beveiligingscombinatie in de bestu-
ringskast gewaarborgd worden.
(zie afb. 1 en 2).
6.3. Oliesperkamer-afdichtingscontrole
De pompen kunnen op verzoek met een afdichtingsbewa-
king van de oliesperkamer geleverd worden, welke via son-
den de elektrische weerstand van de olievulling controleert.
Deze weerstand verandert zich bij intreding van water door
een defecte asafdichting.
De pompen in normale uitvoering hebben één sonde welke
de weerstand tegen massa (pomphuis) meet. De aansluit
ader van deze kabel is met S1 gemerkt (zie afb. 1 en 2).
De pompen in explosie beveiligde uitvoering hebben twee
sonden, waar tussen de weerstand gemeten wordt. De
aansluit aders van deze kabel zijn met S1 en S2 gemerkt.
(zie afb. 1)
De bewakings-sonden moeten aan een uitschakelrelais
aangesloten worden, welke met een galvanische scheiding
(bij Ex-uitvoering Ex-eigengezekerd) werkt. De aanspreek-
waarde moet van 0-100 k
Ω
instelbaar zijn, standaard instel-
ling 50 k
Ω
.
6.4. Draairichtingcontrole
Voordat u een 3-fasen pomp in bedrijf neemt, dient u de
draairichting te controleren. Bij gebruik van een HOMA-
besturing met draairichting-controle, licht deze bij foutieve
draairichting op. Bij kleinere pompen kann de controle ook
door het observeren van de start-ruk plaatsvinden. De
draairichting is met de klok mee, gezien vanaf de bovenzi-
jde van de pomp. Tijdens het starten zal de pomp echter
even in tegengestelde richting roteren. Bij grotere pompen
dient de draairichting door een testloop voor inbouw
vastgesteld te worden. Bij vast ge
ϊ
nstalleerde pompen kann
in noodgeval de opvoerhoogte op capaciteit bij verschillen-
de draairichtingen vergeleken worden. De draairichting met
de grootste capaciteit of hoogste opvoerhoogte is de jui-
ste.Bij een onjuiste draairichting, verwissel dan twee van de
drie fasen van de stroomvoorziening. Bij pompen met een
origineel HOMA-besturing met CEE-netstekker kann de fa-
severwisseling door 180°-draaien van de ronde houderplaat
aan de stekkerpolen met een schroevendraaier verricht
worden.
Summary of Contents for AMX 644-330 53 F Series
Page 40: ...40...