38/195
NL
GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN
OPSLAG EN TRANSPORT
EISEN
-20/+60 °C
-30/+60 °C
10/100%
10/100%
600/1200 mbar
600/1200 mbar
Bij opslag minder dan -20 graden Celsius mag de apparatuur niet gebruikt
worden tot een temperatuur van -20 of hoger bereikt wordt.
Voor drukregelaarsvan menggas zoals N
2
O/O
2
mag als laagst toegestane
temperatuur -5 graden Celsius aangehouden worden. Tijdens het gebruik
kan aan de flow uitgang verijzing optreden als gevolg van het ontspannen
een hoge druk gas naar een lage druk gas, ook wel het Joules-Thompson
effect. Zorg ervoor dat de aangesloten apparatuur verbonden is middels
een slang van maximaal 2 meter.
4. AANWIJZINGEN VOOR MEDEWERKERS
De Richtlijn Medische Hulpmiddelen 93/42/EEG bepaalt dat de product
aanbieder ervoor moet zorgen dat al het personeel dat met het product
werkt de gebruiksaanwijzing en prestatiegegevens ontvangt.
Gebruik het product niet zonder de juiste vertrouwdheid met het product
en de veilige werking zoals gedefi nieerd in deze Gebruiksaanwijzing.
Zorg ervoor dat de gebruiker op de hoogte is van specifieke informatie en
kennis die vereist is voor het gebruikte gas.
5. PRODUCTBESCHRIJVING
FIG. 1: Typische reductieventiel configuratie MediSelect II
FIG. 2: Configuratie reductieventiel MediReg II met flowregelaar
Reduceer ventielen zijn bestemd voor het reduceren van drukgassen. Gas
uit de fles stroomt door het reductieventiel tot aan de patiëntenaansluiting.
A - INLAAT STUK
Het reduceer ventiel is bij het sluitventiel verbonden met een inlaatver-
binding. De verbinding kan een moer hebben met schroefdraad aan de
binnenkant, een moer met schroefdraad aan de buitenkant of een beugel-
sluiting. In de inlaatverbinding zit een filter.
B - DRUKINDICATOR OF DRUKSENSOR
Het reductieventiel is uitgerust met een drukindicator of druksensor, die is
alleen is bedoeld voor het indiceren van de hoeveelheid gas in de gascilin-
der, deze is niet bestemd voor het meten van de exacte hoeveelheid gas
aanwezig in de cilinder.