154
19. Programmeren van de vliegregelaar
De vliegregelaar is reeds af fabriek optimaal op de gebruikte motor ingesteld. Een wijziging van de
fabrieksinstelling is zo niet nodig voor de eerste vlucht.
a) Kalibreren van de gashendel van de zender
Als de gashendel op de zender op minimum (motor uit) staat, herkent de vliegregelaar de stand „motor uit“ automa-
tisch. Dit garandeert een veilige, fijngevoelige besturing van het motortoerental. In slechts weinige gevallen (vb. als
u van afstandsbedieningszender wisselt) kan het nodig zijn om de standen „volgas“ en „motor uit“ opnieuw aan te
leren. Ga als volgt te werk:
• Schakel de zender in en schuif de gashendel in de stand „volgas“.
• Steek nu de vliegregelaar aan de vliegaccu aan.
• Na ca. twee seconden weerklinkt een dubbel geluidssignaal dat viermaal wordt herhaald.
• Stel na het dubbel geluidssignaal de gashendel onmiddellijk in de minimumstand (motor uit).
• Er weerklinkt opnieuw een dubbel geluidssignaal en vervolgens een melodie. Het programmeren is voltooid. De
vliegregelaar is daarna gebruiksklaar.
Als u de gashendel niet ten laatste na de eerste drie dubbele geluidssignalen in de „motor uit“-positie
zet, begint na het vierde dubbele geluidssignaal de programmering van de afzonderlijke functies. Wilt u
deze programmering niet uitvoeren, dan laat u ofwel alle programmeerstappen tot het einde doorlopen of
ontkoppelt u de vliegaccu gewoon af. Hierbij moet echter de gashendel op de zender altijd nog in de stand
„Volgas“ staan.
b) Programmeermodus selecteren
De vliegregelaar kan afzonderlijk worden geprogrammeerd. Let hiervoor op de informatie in het hoofdstuk „Instruc-
ties m.b.t. de afzonderlijke functies“ en de programmeertabel. Ga om te programmeren als volgt te werk:
• Schakel de zender in en schuif de gashendel in de stand „volgas“.
• Steek nu de vliegregelaar aan de vliegaccu aan.
• Na ca. twee seconden weerklinkt een dubbel geluidssignaal dat viermaal wordt herhaald.
• Na het vierde dubbel geluidssignaal schakelt de vliegregelaar in de programmeermodus om.
• Vervolgens worden alle functies, te beginnen van „1 Rem“ tot aan de laatste functie „10.1 Onderspanningsher
-
kenning“ doorgespeeld. Elk geluidssignaal of elke melodie weerklinkt hierbij viermaal voor er naar de volgende
programmeerstap wordt doorgeschakeld.
• Als de vliegregelaar de functie (geluidssignalen of melodie) die u wilt veranderen, bereikt heeft, zet u op de zender
de gashendel onmiddellijk in de minimumstand (motor uit).
• Er weerklinkt opnieuw een dubbel geluidssignaal en vervolgens een melodie. Het programmeren is voltooid. De
vliegregelaar is daarna gebruiksklaar.
U kunt bij de programmering van de vliegregelaar slechts een functie opnieuw opslaan. Wilt u nog andere
programmeringen uitvoeren, dan moet u hiervoor de accu gedurende minstens vijf seconden van de
vliegregelaar afkoppelen en daarna opnieuw de gewenste functie programmeren.