132
b) Batterijen plaatsen
Belangrijk!
Gebruik voor de werking van de zender uitsluitend hoogwaardige alkalinebatterijen aangezien deze een
spanning van 1,5 V/cel hebben. Accu‘s (NiCd/NiMH) hebben een spanning van 1,2 V/cel. Bij gebruik van
accu‘s zou de onderspanningsherkenning van de zender te vroeg beginnen en zo ertoe leiden dat de accu
moet worden opgeladen.
Om de batterijen te plaatsen gaat u als volgt te werk:
Het batterijdeksel (1) bevindt zich aan de achterkant van
de zender. Druk de vergrendelingshendels (2) aan de bo-
venste zijde van het batterijvakdeksel licht naar beneden
en hef het deksel op.
Plaats vervolgens 4 batterijen in het batterijvak. Houd
hierbij rekening met de juiste polariteit van de afzonderli-
jke cellen (let op plus/+ en min/-). U vindt ook een bijbe-
horende markering (3) op de bodem van het batterijvak.
Plaats aansluitend het batterijvakdeksel met de onder-
kant eerst in de zenderbehuizing en laat bij het aandruk-
ken de vergrendelingshendel goed vastklikken.
c) Stroomvoorziening van de zender controleren
Als er nieuwe batterijen geplaatst werden, schakelt u voor testdoeleinden de zender in met behulp van de functie-
schakelaar (zie afb. 1, positie 1). Schuif daartoe de functieschakelaar van de onderste schakelaarstand „OFF“ in de
bovenste schakelaarstand „ON“.
Als teken dat de stroomtoevoer correct is aangesloten, licht het bedrijfscontrolelampje (zie afbeelding 1, pos. 2)
groen op.
Al de bedrijfsspanning niet meer voldoende is voor een probleemloos gebruik van de zender, begint het bedrijfscon-
trolelampje rood / groen te knipperen. In dit geval dient u het gebruik van uw model zo snel mogelijk te stoppen.
Om de zender verder te gebruiken moeten nieuwe batterijen worden geplaatst.
Afbeelding 3