NL 9
Oveninstellingen
Kies aan de hand van de tabel de juiste ovenfunctie. Raadpleeg ook de
bereidingsinstructies op de verpakking van het gerecht.
Functie
Beschrijving
Aanbevolen
temp. °C
Ontdooien
• De lucht circuleert zonder dat de verwarmingselementen zijn
geactiveerd. Alleen de ventilator wordt geactiveerd.
• Dit wordt gebruikt voor het langzaam ontdooien van bevroren voedsel.
Grill + ventilator
• De warmte die door de bovenste verwarmingselementen wordt
gegenereerd, wordt door de ventilator verspreid.
• Deze functie kan worden gebruikt voor het grillen van vlees en vis.
200
Grote grill
• Het gerecht wordt verwarmd door het bovenste verwarmingselement en
het grillelement.
• Deze functie wordt gebruikt voor schotels en gebakken gerechten die
bruining nodig hebben.
210
Grill
• Het gerecht wordt verwarmd door het binnenste grillelement.
• Deze functie kan gebruikt worden voor het gratineren van
boterhammen, het roosteren van brood en saucijsjes.
210
Boven onder ventilator
• De combinatie van bovenwarmte, onderwarmte en ventilator zorgt voor
een gelijkmatige verhitting en is ideaal voor bakken.
180
Boven onderwarmte
• Het gerecht wordt verwarmd door verwarmingselementen boven en
onder in de ovenruimte.
• Deze functie is geschikt voor traditioneel bakken en braden.
200
Onderwarmte
• Het gerecht wordt verwarmd door het onderste verwarmingselement.
Schakel deze stand in net voor het einde van de bak- of braadtijd.
• Deze functie wordt gebruikt voor gerechten die een bodemkorst of
bruining nodig hebben.
160
Heteluchtstand
• Het gerecht wordt verwarmd door hete lucht die vanuit de achterkant
van de oven wordt aangevoerd.
• Deze instelling maakt gebruik van gelijkmatige verhitting en is ideaal
voor bakken.
180
GEBRUIK