plaats blijven, moeten op passende wijze worden
beschermd tegen milieu-invloeden (bijv. in een red-
dingsvat). De reddingsuitrusting moet worden
opgeslagen in een duidelijk gemarkeerd gebied,
klaar voor onmiddellijk gebruik in een reddingssitu-
atie. Bewaar beschadigde uitrusting of uitrusting die
onderhoud nodig heeft niet in hetzelfde gebied als
de uitrusting die klaar is voor gebruik. Uitrusting die
lange tijd (langer dan één jaar) niet is gebruikt, moet
door een deskundige aan een gedetailleerde cont-
role worden onderworpen. (Uitzondering: opslag in
een verzegeld vat) Extreem natte of verontreinigde
uitrustingen moeten vóór opslag worden onder-
houden (gedroogd en/of gereinigd).
6. CONTROLE VAN DE REDDINGSUITRUSTING
De reddingsuitrusting wordt vóór elke operatie door
de redder/gebruiker gecontroleerd en bovendien
ten minste eenmaal per 12 maanden door een
deskundige (anders dan de redder/gebruiker). De
controlecriteria worden vastgesteld door de werk-
gever van de gebruiker. Deze criteria moeten gelijk
zijn aan of zwaarder dan de standaardvereisten of
de eisen van de fabrikant van de uitrusting. Deze
controlecriteria moeten afhankelijk van gewijzigde
gebruiksomstandigheden worden aangepast.
Reden voor de dubbele controle van de uitrusting is
de beschikbaarheid van twee verschillende menin-
gen over de opsporing en de verwijdering van
schade, storingen of slecht onderhouden uitrusting.
Als deze gebreken alleen door de deskundige wor-
den ontdekt, is het dringend noodzakelijk om de
gebruiker zo snel mogelijk op te leiden, zodat hij
deze gebreken kan herkennen.
De intervallen voor de controle van het reddingsap-
paraat door een deskundige moeten door het
bedrijf worden vastgesteld met inachtneming van
alle relevante factoren (aard en gevaarlijkheid van
de werkplek, externe invloeden op het apparaat,
aard en frequentie van het gebruik van het
apparaat).
De periodieke controles van het apparaat moeten
door het bedrijf worden gedocumenteerd. Hier zijn
de identificatie van het apparaat, de datum van
controle, de naam van de deskundige en het resul-
taat van de controle voldoende.
7. GEBRUIKSDUUR
De gebruiksduur is afhankelijk van de respectieve
gebruiksomstandigheden. De ervaring heeft geleerd
dat de nuttige levensduur van het touw onder nor-
male omstandigheden tot 6 jaar is beperkt.
8. WAARSCHUWINGEN
Voor elk systeem of onderdeel wordt een gebruik-
saanwijzing meegeleverd. Deze moeten bij de uit-
rusting worden bewaard. Neem ook de gebruik-
saanwijzingen voor de producten in acht die in
combinatie met de afdalingsapparaten Safe
Descent en Safe worden gebruikt, en de
geldende voorschriften ter voorkoming van ongeval-
len.
Het afdalingsapparaat mag alleen worden gebruikt
door een persoon die is geïnstrueerd en getraind in
het veilig gebruik ervan. Alleen regelmatige prakti-
sche oefeningen waarborgen een veilig gebruik.
Voor elke te verwachten reddingsituatie moet een
reddingsplan beschikbaar zijn.
Alle wijzigingen of toevoegingen aan het afdalings-
apparaat zonder schriftelijke toestemming van de
fabrikant zijn verboden.
Summary of Contents for SAFE DESCENT
Page 1: ...SAFE DESCENT SAFE DESCENT...
Page 2: ...Abb fig ill afb fig rys A B C E F A D 1...
Page 3: ...G J I H 2...