47
– Alarmen worden weergegeven zoals beschreven in sectie 6.
– Het voortdurend functioneren van het apparaat wordt door het lifesignal
(een toon om de 60 seconden) aangegeven, vooropgesteld dat deze functie
geactiveerd is (zie sectie 4).
5.5 Het apparaat uitschakelen
– De twee toetsen ongeveer 2 seconden tegelijkertijd ingedrukt houden totdat
op het display "3" verschijnt. De twee toetsen ingedrukt houden totdat het
uitschakelproces voltooid is. Het uitschakelen wordt bevestigd door een sig-
naaltoon van de claxon.
5.6 Eventlogger
– De Dräger Pac 3500/5500 is voorzien van een eventlogger. De eventlogger
kan 60 incidenten opslaan. Als incident nr. 61 optreedt, overschrijft de log-
ger het oudste opgeslagen event.
– Voor het downloaden van de opgeslagen gegevens wordt de Dräger Pac
3500/5500 via een verbindende 'cradle' of via het E-Cal systeem op een PC
aangesloten. De opgeslagen gegevens kunnen met de geïnstalleerde soft-
ware CC Vision worden opgehaald.
5.7 Kalibratie en configuratie
– Voor volledige nul-&gevoeligheids- of individuele kalibratie wordt de Dräger
Pac met behulp van een aansluitcradle of het E-Cal systeem op een PC
aangesloten. Het kalibreren en configureren wordt met de geïnstalleerde
software CC-Vision uitgevoerd. Een kalibratiedatum kan met de functie in-
stelbare bedrijfstijd (in dagen) worden ingesteld. Volg de gebruiksaanwijzin-
gen van de gebruikte modules en software op!
5.8 Kalibratie-intervallen
– Dräger beveelt aan elke 2 jaar een onderhoud uit te voeren. Jaarlijkse of
zesmaandelijkse kalibraties als dit geëist is, volgens EN 60079-29-2, OSHA
of andere land- of bedrijfsspecifieke vereisten.
5.9 Instelbare bedrijfstijd (in dagen)
– Het apparaat is voorzien van een functie voor het instellen van een bedrijfs-
tijd. De instelbare bedrijfstijd kan worden gebruikt om een afzonderlijke be-
drijfstijd in te stellen, bijv. om een 'kalibratiedatum', een 'onderhoudsdatum',
een 'buiten gebruikstelling datum', enz. in te stellen.
– Voor het instellen van de bedrijfstijd wordt het apparaat via een 'cradle' of
via het E-Cal Systeem op een PC aangesloten. De instelling wordt met de
geïnstalleerde software CC-Vision uitgevoerd.
5.10 De modus informatiedisplay
– In de meetmodus drukt u eenmaal op
[OK]
om alle opgeslagen foutcodes
weer te geven, tweemaal om alle meldingscodes weer te geven; druk op-
nieuw op
[OK]
om naar het hoofddisplay terug te gaan.
6 Alarm
6.1 Concentratie voor-/hoofdalarm
– Optische en akoestische alarmen treden in werking steeds wanneer de
alarmgrenzen A1 of A2 overschreven wordt. Het apparaat is voorzien van
een vibratiealarm. Het trilt parallel aan deze alarmgrenzen.
– Tijdens een A1 wordt een alarmtoon afgegeven en de LED knippert.
– Tijdens een A2 wordt een dubbele alarmtoon afgegeven en de LED knippert
dubbel.
– Het display zal tussen de meetwaarde en 'A1' of 'A2' wisselen.
– De alarmen kunnen al naar gelang de configuratie worden bevestigd of uit-
geschakeld (zie sectie 4). "Te bevestigen": zoemer en alarm LED kunnen
worden bevestigd, hiertoe
[OK]
toets indrukken.
– "Zelfhoudend": Het alarm gaat pas uit nadat de concentratie onder de alarm-
grenzen is gedaald en de
[OK]
toets ingedrukt wordt.
– Als het alarm niet zelfhoudend is, wordt het uitgeschakeld zodra de concen-
tratie onder de alarmgrens daalt.
6.2 Batterij voor-/hoofdalarm
– Als het batterijvooralarm is ingeschakeld, geeft het apparaat een akoestisch
signaal af en de LED knippert, en het pictogram 'Niveau batterij laag' »
«
knippert.
– Ter bevestiging van het vooralarm de
[OK]
toets indrukken.
– Na het eerste batterijvooralarm gaat de batterij nog 1 uur tot 1 week mee,
afhankelijk van de temperatuur:
> 10 °C
= 1 week gebruikstijd
0 °C tot 10 °C = 1 dag gebruikstijd
< 0 °C
= 2 uur gebruikstijd
– Bij een batterijhoofdalarm weerklinkt een dubbele alarmtoon en de alarm
LED knippert.
– Een batterijhoofdalarm kan niet worden bevestigd; het apparaat
schakelt
na
ong. 1 minuut automatisch uit.
GEVAAR
Als het hoofdalarm in werking treedt, dient u het gebied onmiddellijk te ver-
laten, omdat er sprake kan zijn van een levensbedreigende situatie.
Een hoofdalarm is zelfhoudend en kan niet bevestigd of geannuleerd wor-
den.